jeugd is niets bekend; doch naauwelijks de kindsheid ontwassen werd hij tot eenen gewigtigen werkkring geroepen.
Zijn broeder Willem tot Roomsch Koning verkozen, en alzoo genoodzaakt zijnde zijne erflanden te verlaten en zich naar Duitschland te begeven, ter handhaving zijner regten tegen eenen magtigen mededinger, droeg hem, als Stadhouder, het bestuur over Holland en Zeeland op. Niet lang hierna werd hij in belangrijke gebeurtenissen gewikkeld, en wel in de twisten tusschen Margaretha van Vlaanderen en de beide zonen uit haar eerste huwelijk geboren. Genoemde vorstin, vreezende, dat, door de aanwakkerende magt van Graaf Willem, haar regt op Zeeland bewester Schelde door laatstgenoemde geheel zou ontkend worden, maakte van deze gelegenheid gebruik om Graaf Willem, die aan hare zonen bijstand verleend had, tot den, door de Graven van Holland verpligten leenmanseed, wegens Zeeland bewester Schelde, aan Vlaanderen te noodzaken. Floris de Voogd nu, had zich, tot waarborg van den aangeganen vrede, tusschen moeder en zonen, als gijzelaar gesteld, en nu schrijft Margaretha aan hem een verdrag voor, waarbij Floris zijne vrijheid terug verkrijgt, doch waarbij hij tevens het regt van Margaretha op Zeeland bewester Schelde erkend. Dit verdrag werd op den 7den Julij 1248 gesloten en Floris acht dagen daarna in vrijheid gesteld.
In deze landen teruggekeerd, regeerde hij in naam van zijnen broeder met onbeperkte magt. Men heeft hem wel eens beschuldigd zich te veel magt te hebben aangematigd, doch hiervan is hij op goede gronden door anderen vrijgesproken. Deelende in het vollen vertrouwen van zijnen broeder, vergat hij nimmer dat hij slechts deszelfs plaatsvervanger was, en toonde hij steeds hem als zijnen opperheer te erkennen. De magt hem intusschen verleend heeft hij, verre van die misbruiken, op de edelste wijze gebezigd, om rust en welvaart te bevorderen.
Weldra barstte de vlam des oorlogs tusschen Vlaanderen en Holland op nieuw uit, en ofschoon herhaalde pogingen in het werk gesteld waren om Graaf Willem en de Gravin Margaretha te bevredigen, vond nogtans het jaar 1253 de beide partijen tot den strijd gereed, dien wij niet zullen nagaan, maar waarvan wij alleen melden dat, door de dapperheid van Floris de Voogd, die voor den aanvang des gevechts tot Ridder geslagen was, het Vlaamsche leger op den 4den Julij van laatsgenoemd jaar, bij Westkapelle ten eenemale geslagen werd, en de langdurige twisten met Vlaanderen, ten minste voor eenen tijd, daardoor eindigden.
Floris ging nu weder voort om Holland en Zeeland, bij afwezigheid van den Graaf, te besturen, en voor het welzijn der ingezetenen te waken. In 1256 brak de oorlog tusschen