niemand dat regt billijkerwijs kon ontnemen; en deed men dat aan de joden, dat men zulks dan ook aan de Hervormden moest doen, in wier Catechismus geleerd wordt, ‘dat wij menschen van natuur geneigd zijn om God en onzen evenmensch te haten.’
De gevolgen, van het openlijk uitspreken dezer bewering lieten zich niet lang wachten. Ewaldus Kist, destijds predikant te Arnhem, trok in een uitmuntend geschrift de partij voor den aangevallenen Catechismus. Doch Floh, hoe ook daartoe van velen aangezocht, heeft zich in den strijd, dien daarover verder tusschen Kist en den geleerden Jan Brouwer Doopsgezind predikant te Leeuwarden (zie diens artikel in het 2de deel bl. 1442) gevoerd is, niet meer gemengd; welligt omdat hij later had ingezien dat zijn onberaden uitval in de dagen die hij beleefde, bij verderen strijd, groot onheil zou verwekt hebben. Floh behoorde mede tot de commissie uit de volksvertegenwoordigers, die in 1796 het besluit nam om Kerk en Staat van elkander te scheiden.
De werken door Floh in het licht gegeven zijn getiteld:
Proeve eener beredeneerde verklaaringe der Geschiedenissen van 's Heilands Verzoekinge in de woestijne, voor denkende en waarheidlievende Christenen, Deventer, 1790. 8o.
Vertrouwelijke gesprekken over verlichting, vrijheid, gelijkheid, Amst. 1795.
(Zonder naam.) Iets over de Bedestonden.
Onderrigtingen, raadgevingen en wenken, voor schoolonderwijzers, Gron. 1808, 8o, 2de vermeerderde druk aldaar 1821. 8o.
Gesprekken over de pokken en inënting van dezelze, Amst. 1811. 8o.
Iets over de ondoelmatigheid der voornaamste weeshuizen in het voormalig Koningrijk Holland, Amst. 1811. 8o.
Handleiding tot het oprigten en instandhouden van de industrie scholen, Zutph. 1813. 8o.
Kerkelijke Redevoering ter gelegenheid der Godsdienstige viering van het 3de Eeuwfeest der kerkhervorming, Zwolle 1818. 8o.
Volksgeluk is zonder volksdeugd onbestaanbaar, Zwolle, 1822. 8o.
Verhandeling over de geschiktste wijze om het school-onderwijs ten platte lande te doen strekken tot verbetering van gewoonten en begrippen bij den boerenstand, Amst. 1823. 8o.
Behalve deze werken vielen aan Floh de navolgende bekrooningen ten deel. Bij de maatschappij tot Nut van 't Algemeen werd hij met goud bekroond voor zijne Verhandeling over de vraag:
Het onwraakbaar verband dat er is tusschen de deugd en het waarachtig geluk, op de duidelijkste en meest treffende wijze, voornamenlijk door eenvoudigen en ongeoeffende verstanden aan-