[Jan Cornelis Femmesz]
FEMMESZ (Jan Cornelis) ging met Thomas Thomasz eene weddingschap aan, dat hij gedurende een geheel jaar zijn verblijf zou houden op zeker zand aan de Noordzee, tusschen de eilanden Terschelling en Ameland, zonder iemand bij zich te hebben. Hij vertrok op den 11den Junij 1610 met schipper Freric Jetzes derwaarts, bouwde er eene houten woning, die hij door middel van een vijzel naar verkiezing kon opwinden, doch bevond zich meermalen in zulk levensgevaar, dat hij zich aan zijn huisje vastbond, in de hoop dat zijn ligchaam, aan het strand drijvende, nog begraven zou worden. Hij kwam evenwel met den schrik vrij, en vond zijn eten in visch, die hij in menigte kon vangen. Toen den 11den Junij 1611 daar was, kwam dezelfde schipper, die hem gebragt had, hem halen, en keerde hij twee dagen daarna in Friesland weder. Men leest niet wat hij voor het wagen van zijn leven ontvangen heeft. De geschiedschrijver Winsemius, die het verhaal van deze zeldzame weddingschap bewaard heeft, vermeld er bij dat Gedeputeerde Staten van Friesland hem bevolen hadden zijn huisje af te breken, uit vrees hetzelve door de schippers voor een zeebaak zou worden aangezien; ‘doch sulx is door instructie ende doordien dat de persoon mitsgaders de sake bij velen gerecommandeert wierde, achter gebleven.’
Zie Winsemius, Chronijk van Friesl. bl. 879.