[Jan Faessen]
FAESSEN (Jan), was een van de vier matrozen, die op den 6den Februarij 1623 aan Prins Maurits van Oranje den aanslag openbaarden, die door Willem van Stoutenburg, den jongsten zoon van Johan van Oldenbarnevelt, met eenige anderen tegen hem gesmeed was geworden, en die den volgenden dag zou zijn uitgevoerd.
Door de zamenzweerders aangenomen tot de uitvoering van eene onderneming ten dienste van het land, zonder dat hem daarbij gemeld werd, waarin die onderneming bestaan zoude, werd hem opgedragen eene kist, waarin de wapenen tot den aanslag bestemd verborgen waren, van Overschie naar 's Gravenhage te brengen. Hij volbragt dien last met drie zijner makkers, namenlijk Jan Engel, Pieter Jansen en Jeroen Ewoutsz, doch 's avonds over de zaak nadenkende kregen zij kwaad vermoeden, en besloten zich tot den Prins te begeven, en hem te vragen of en in hoever hij van de zaak wist. Jan Faessen deed daarbij het woord. Dit had de ontdekking van het complot ten gevolge.
Jan Faessen en zijne makkers zijn door den Prins beloond geworden met een gouden penning, waarop zijn wapen en borstbeeld benevens een verzilverd zijdgeweer. De Algemeene Staten hebben hun, op den 18den Februarij daaraanvolgende, behalve eene aanzienlijke belooning in geld, een commissiebrief gegeven, om hen aan de verschillende Admiraliteiten ter bevor-