[Arent Meynerts Fabricius]
FABRICIUS (Arent Meynerts), of Fabritius, was de zoon van Meynert Fabricius. In 1547 geboren, werd hij in 1577 Raad in de Vroedschap der stad Haarlem, en bekleedde meermalen de waardigheid van Burgemeester en Schepen aldaar, terwijl hij sedert 1600 tot 1624 Gecommitteerde in het collegie der Staten van Holland en West-Friesland was, in al welke betrekkingen hij tot de voornaamste staatszaken gebruikt werd. Hij was gecommitteerde wegens de Staten Generaal bij de belegering van Ostende in 1603, en verwierf zooveel goedkeuring, dat 's lands Staten hem tot een blijvend aandenken, naar de gewoonte van dien tijd, een zilververgulden kop of beker vereerden, en hem eene lijfrente van honderd guldens schonken, vergezeld van een deftig getuigschrift zijner verdiensten.
In het jaar 1618 werd Fabricius mede aangesteld tot een der regters over Oldenbarnevelt, Hoogerbeets en de Groot. Het waarnemen van dien post zou sommigen geen al te gunstig denkbeeld van hem doen vormen, ware het niet dat tot zijne eer stond aangeteekend, dat hij niet gestemd heeft voor het doodvonnis van eerstgemelde, en ook volstandig geweigerd heeft de bepaalde som van 2400 gulden daarvoor te ontvangen.
In hoever het verhaal van Wagenaar, omtrent het door hem gehouden gedrag jegens den Pensionaris Johan de Haan, waarheid bevat, durven wij niet beslissen. De geschiedschrijver Kok beloofde dit ter toetse te brengen, doch bleef deze belofte schuldig.
Fabricius was gehuwd met Maria Lakeman, dochter van Willem Lakeman en Annetje Warrenloos, die hem verscheidene kinderen schonk, waaronder Meyndert Arentse Fabricius, die secretaris van Haarlem en gecommitteerde raad van Holland geweest is, en wiens kleinzoon hier volgt. Fabricius zelf overleed te Haarlem den 19den December 1624, en werd aldaar in de Noordertrans van de groote kerk begraven, zijnde zijn graf gemerkt met No. 202. Onder zijn wapen op de zerk uitgehouwen las men:
Hier leid een dapper Heer in 't sant,
Een vader van het Vaderland.
Oostende was niet zo vermaart,
Hadt zijne trouw haar niet bewaart.
In veelerlei Regeeringsstaat,
Genoot de Stad en 't land zijn Raad.
Gods kerk heeft ook zijn dienst bespeurd:
Dus kerk en Raadhuis hem betreurt.
De afbeelding van Fabricius, naar eene oorspronkelijke schilderij in het koper gebragt, ziet het licht.
Zie Brandt, Hist. der Reform., D. II. bl. 862, 992; Dezelfde, Hist. der Regtspleg., bl. 242; Wagenaar, Vaderl. Hist., D. X, bl.