[Abraham Faber]
FABER (Abraham), wiens afkomst en geboorte geheel onbekend zijn, en van wien weinig levensbijzonderheden tot onze kennis kwamen. Uit de raadsbesluiten der stad Amsterdam blijkt omtrent hem, dat hij in 1656 aan de Illustre school aldaar lessen gaf, en daarvoor, bij besluit der regering van den 30sten October 1657, en evenzoo van den 12den Januarij 1658, eenige belooning ontving. Waarover die lessen gehandeld hebben wordt niet gemeld, maar het blijkt van elders dat die over staatkunde geloopen hebben. Na eenigen tijd daarmede voortgegaan zijnde, werd hij door de regering ontslagen, en nu verloopen er ruim tien jaren dat de geschiedenis niets omtrent Faber meldt, totdat, toen de regering den leerstoel der geschiedenis, na het overlijden van Robertus Keuchenius, vruchteloos aan Graevius en daarna aan Gudius opdroeg, zij Faber bij besluit van den dertigsten October 1670 die waardigheid opdroegen, tegelijk met het onderwijs in de Grieksche en Latijnsche letteren. Het schijnt echter dat hij die laatsten niet lang onderwezen heeft, want bij besluit van den 22sten Maart 1674 stelde de regering in de Romeinsche geschiedenis en welsprekendheid Petrus Francius aan, terwijl Faber tot Hoogleeraar der regtsgeleerdheid werd aangesteld, welk ambt hij het verdere van zijn leven waarnam, totdat op het