[Timaeus Faber]
FABER (Timaeus), eigenlijk Tjomme Riemers geheeten, werd te Leeuwarden in 1578 uit fatsoenlijke ouders geboren. Na de eerste gronden der wetenschappen in zijne geboorteplaats gelegd te hebben, vertrok hij in 1597 naar de Franeker Hoogeschool, en genoot daar het onderwijs in de regtsgeleerdheid van Henricus Schotanus en Jahannes van de Sande. Hij volbragt zijne studiën met grooten lof aan de Leidsche Hoogeschool, waar hij in 1603 tot doctor in de beide Regten bevorderd werd. In zijne geboorteplaats teruggekeerd, zette hij zich als advocaat neder, en oefende gedurende vier jaren de praktijk met roem uit.
Toen in 1605 Henricus Schotanus, Hoogleeraar der regtsgeleerdheid te Franeker, overleed, en Curatoren dezer Hoogeschool tot tweemaal toe een vergeefs beroep hadden gedaan, werd Faber in zijne plaats in 1607 aangesteld. Hij bedankte in 1614 voor een beroep naar Groningen, en bekleedde met roem zijne waardigheid tot aan zijnen dood, die den 18den September 1623 plaats had. Zijn lof is verkondigd in eene lijkrede, door zijn ambtgenoot Hector Bouritius, den 6den October na zijn verscheiden gehouden, en te Franeker in 1623 in 4o. uitgegeven.
Faber was gehuwd met Titia Lamberts, dochter van den vermaarden Adje Lamberts, Burgemeester van Leeuwarden, uit welk huwelijk eene dochter, Rinskia genaamd, gesproten is.
Door de beroemdste mannen en regtsgeleerden van zijnen en lateren tijd werd Faber, wegens zijne uitgebreide en grondige regtskennis, geprezen; Winsemius, Aitsema, Huber, Schotanus, Vinnius, Bijnkershoek en de Wal wijdden uit in zijnen lof, die, blijkens de door hem geschrevene werken, wél verdiend was. Dezelve zijn getiteld:
Annotationum liber unus, quo varia juris civilis loca explicantur et conciliantur, Fran. en Amst. 1608. 4o.
Disputationes anniversariae ad quatuor libros Institutionum Imperialium, pars prior, Fran. 1609, 4o. pars posterior ibid. 1612. 4o. Herdrukt Leiden 1615, 4o. Franek. 1622. 4o. Leipzig 1694. 4o.
Quaestionum illustrium, sive Annotationum selectarum, quibus varia juris civilis loca illustrantur aut emendantur, Diatyposis, Lugd. Bat. 1615. 4o.
Faber was een niet onverdienstelijk beoefenaar der Latijnsche dichtkunst, blijkens zijne Elegia in obitum Raph. Clingbijl, Prof. Med. A. 1608, geplaatst achter de lijkrede op dezen van Marcus Lycklama, en blijkens zijn Latijnsch