[Antoni Michielsz. van Eversdijk]
EVERSDIJK (Antoni Michielsz. van), de stamvader van het edele Hollandsche geslacht van dien naam, was Regtsgeleerde en in 1450 Raad van Filips van Bourgondië. Hij stond voornamelijk in gunst bij diens zoon Karel; en toen deze op last zijns vaders in 1463 moest gevangen genomen worden, werd ook tevens bevel gegeven om Eversdijk te vatten. Karel ontkwam het gevaar, maar Eversdijk werd gevat, doch kort daarna, bij Dordrecht door Karel verlost en naar Gorinchem geleid. Hij was reeds sedert den 11den Mei 1459 in bijzondere dienst van dezen getreden, en wel als deszelfs gemagtigde ter ontvang en verlij der Manschepen van Leenen in den lande van Arkel, Putten en Strijen, en sedert den 3den Mei 1462 ook van deszelfs verdere Domeinen. Tot op den 4den Augustus 1463 nam hij dat ambt onafgebroken waar, doch was sedert dien tijd, volgen getuigenis van den Graaf, ‘om sekere saken, ons grotelic aengaende, absent buiten den lande van Hollant, Zeelant ende Frieslant’. Gedurende dien tijd was zijn schoonzoon, Gerrit van Zuylen van Nijevelt in deszelfs bediening, tot dat Eversdijk die den 29sten Julij 1465 weder voor het eerst na zijne afwezigheid waarnam. Hij werd door zijnen vorst in den adelstand verheven, en was ge-