Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 5
(1859)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 238]
| |
weeshuis te Hoorn, en maakte zich berucht door het schrijven en uitgeven van het werkje getiteld: Ziels eenzame meditatien over de voornaamste waarheden des Evangeliums; vertoonende, hoedanig eene ziel op vrije genade, door den geloove in den Heere Jezus zal leven, Amst. 1685. 8o. Dit werkje werd van minkundigen, voornamelijk te Rotterdam, met groote stichting gelezen. Hetzelve was opgesteld in eenen verwarden, donkeren, onverstaanbaren, dubbelzinnigen mystieken stijl. Vooral bij sommigen Voetianen vond het grooten ingang, en deze werden, ter onderscheiding van andere Voetianen, Eswijler of Eswijleriaansche Voetianen genoemd. Tot nog toe, niettegenstaande het werkje reeds tweemalen herdrukt was, had hetzelve tot geen openbaren wederstand aanleiding gegeven, maar toen in 1734 J. Bontkamp hetzelve voor de vierde maal op nieuw met eenen uitgebreideren titel het licht deed zien, trok de Zuid-Hollandsche Synode er tegen te veld. Wij verwijzen daarover naar het artikel van laatstgenoemde in dit Woordenboek, D. II. bl. 1114, doch voegen er bij dat ook Johannes du Vignon, Predikant te Rotterdam, tegen die uitgave waarschuwde, in een daartoe strekkend Onderrigt voor de, door hem toen bezorgde, uitgave van Brakel's Leer en leiding der Labadisten. En het was daar tegen dat Willem Eswijler, de zoon van Johannes en predikant te Haringkarspel, weder uitgaf: Klaagbrief over een gehoonde vader, door zijn zoon, tegen Ds. J. du Vignon, Amst. 1738. 8o. De vijfde druk van Eswijler 's werkje bovengenoemd zag te Rotterdam 1739 in 8o het licht.
Zie van Abkoude, Naamreg. van Ned. Boek. D. I. St. III. Ypeij, Geschied. van de Krist. Kerk in de 18de eeuw, D. VII. bl. 257, 337, D. X. bl. 417; Ypeij, en Dermout, Geschied. der Ned. Herv. Kerk, D. III. bl. 83, 322-326, Aanteek. bl. 52. |
|