jaar later, den 22sten Maart 1839, tot Candidaat in de letteren met den hoogsten lof bevorderd. Hij keerde als nu naar Amsterdam terug, waar hem de opleiding der zonen van den Heer R. werd toevertrouwd, en op den 26sten Maart 1844 verkreeg hij te Leiden, met den hoogsten lof, het doctoraat in de wijsbegeerte en letteren, na verdediging van zijn Specimen Literarinm inaugurale, exhibens Horatianae prosopographeiae capita duo.
Estré vestigde zich nu als privaat-docent te Amsterdam, en had het geluk een aanzienlijk getal leerlingen te verkrijgen; en de toekomst vertoonde zich weder helder voor zijn oog. Maar terwijl hij weldra het toppunt van zijne wenschen bereikt zag, rukte de dood hem weg, en op den 14den October 1846 ontviel hij aan zijne hem hoogachtende vrienden, aan de wetenschap, die zich zoo veel goeds van hem beloofde, en aan haar, die hij tot zijne levensgezellin gekozen had, doch er nog niet mede vereenigd was.
Estré heeft kort geleefd, maar veel is er door hem gedaan dat anderen, zelfs bij gunstiger omstandigheden, niet zouden hebben te weeg gebragt. De school, waarvoor hij gevormd scheen, en die hij zou gevormd hebben, verloor in hem een degelijk onderwijzer. Als mensch maakte hij door zijne uitmuntende eigenschappen aanspraak op aller achting, en de openlijke hulde hem in de hier onder aangehaalde bron, waar uit wij deze regelen ontleenen, toegebragt, had hij wel verdiend.
De schriften door Estré in druk gegeven zijn:
Horatiana Prosopographeia, Amst. 1846. 8o.
Historie van het Amsterdamsche Mirakel, voor hen die zelf willen onderzoeken en oordeelen, Amst. 1845. 8o.
Geest en strekking van het besluit aangaande het Lager Onderwijs, van den 2 Jan. 1842, Amst. 1842. 8o.
Bovendien gaf hij in 1843 en 1844 met een paar vrienden het Tijdschrift: de Referent uit, waarvan het denkbeeld voornamelijk van hem was uitgegaan.
Zie Algem. Konst- en Letterb. 1846. D. II. bl. 402-408.