Lugd. Bat. 1633, 8o. ibid. 1663, 8o. In het Hollandsch overgezet en met aanteekeningen voorzien door S. Keyzer, Leid, 1846 8o.
Clavis Talmudica, complectens formulas, loca dialectica et rhetorica priscorum Judaeorum, Lugd. Bat. 1634, 4o. herdrukt 1715.
Dit werk stond in verband met zijne betrekking van Hoogleeraar om de waarheid van het Christendom tegen de Joden te handhaven, en daartoe kon hij niet beter doen, dan in hetzelve eene inleiding tot de beoefening van den Talmud te leveren, ten einde dien beter te doen kennen, en tevens de wijze bekend te maken, op welke de Joden gewoon waren, hunne leeringen te verdedigen; waardoor hij zich den weg tot hunne wederlegging baarde. Aan zijne genoemde betrekking was niet alleen eene aanzienlijke jaarwedde verbonden, maar men verschafte hem ook alle Handschriften en gedrukte werken, welke men oordeelde, dat hem dienstig konden zijn. l'Empereur heeft dezen post tot aan zijn dood waargenomen, maar na zijn overlijden is zijn leerstoel niet weder vervuld geworden.
De legibus Ebraeorum forensibus, Lugd. Bat. 1637, 4o.
Disputationes theologicae Hardervicenae sive systema theologicum, Hard. 1626. 8o. herdr. Lugd. Bat. 1648. 8o.
B.C. Bertramus, de Republica Ebraeorum, Lugd. Bat. 1651 12o.
Bovengenoemde werken leveren het bewijs welk een uitmuntend Oostersch taalgeleerde l'Empereur was en welke diensten de Oostersche letterkunde aan hem te danken heeft. Mogt hij al als Godgeleerde bij anderen achterstaan, in de Talmudische en Rabbijnsche Letterkunde had hij de zeldzaamste ervarenheid, en, naar het oordeel van den grooten Samuel Bochart, in de Hebreeuwsche Letter- en Oudheidkunde weinigen zijns gelijken.
Zie Jacobi Triglandii, Orat. funeb. in obit. D. Const. l'Empereur in Symb. litt. T. I.; Paquot, Mem. T. III. p. 411-419. Saxe, Onom. Lit. T. IV. p. 336, 337; Ferwerda, Cat. Univ. D. I. St. 2. bl. 306, 307, St. VII; bl. 99; Timareten, Verz. van Gedenkst. D. II. bl. 198, 199; Collot d'Escury, Holl. Roem, D. V. bl. 103, 104; Koenen, Geschied. der Joden in Nederl. bl. 259, 260; Siegenbeek, Geschied. der Leidsche Hoogesch. D I. bl. 136, 157, 166, D. II. Toev. en Bijl. bl. 105, 106, 408; Kist en Royaards, Arch. voor Kerk. Geschied; D. IX bl. 386, 387, 490 met het facsimilé van zijne handteekening; Dezelfden, Ned. Arch. voor Kerk. Geschied. D. IX. bl. 90; Bouman, Geschied. der Geld. Hoogesch. D. I. bl. 48-50 108, D. II. bl. 605, 643, door ons voornamelijk gevolgd; Glasius, Godgel. Nederl. D. I. bl. 405-417; Muller, Cat. van Portr. bl. 78.