Elsevier, en behuwd oom Anderas Hellerus. Hij studeerde in de regten, denkelijk aan de Utrechtsche hoogeschool, en de door hem behaalde doctorale graad, opende hem later den weg tot regerings ambten.
Dat Pieter Elsevier eene eigene drukkerij te Utrecht zou gehad hebben, blijkt tot nog toe niet. Zijn naam komt echter wel op door hem uitgegevene werken voor, en hieruit is op te maken, dat hij zich als boekverkooper te Utrecht heeft nedergezet. Hij werd in 1677 Raad en in 1678 Schepen der stad, uit welke waardigheid hij door de tijdsomstandigheden in 1684 ontslagen werd. Ook was hem in 1678 het ambt van thesaurier opgedragen. Hij was den 30sten October 1666 te Utrecht gehuwd met Aletta van Benthem, dochter van Johan van Benthem en Clara van Wijckersloot. Uit dit huwelijk werden twee dochters geboren, Clara en Anna. Na den dood van deze vrouw, op den 10den October 1668 voorvallende, leefde Pieter Elsevier geruimen tijd als weduwenaar, doch hertrouwde vervolgens op den 25sten Maart 1677 te Utrecht met Sophia van Luchtenburg, dochter van Jonathan van Luchtenburg, secretaris der Staten-Generaal, bij welke hij twee zonen, Jonathan en Pieter verwekte, waarvan de laatste in 1709 als Luitenant sneuvelde in den slag bij Malplaquet.
Pieter Elsevier wordt genoemd de schrijver te zijn van de navolgende kluchtspelen, in den smaak van Bredero; zij zijn getiteld:
Scheele Griet of de gestrafte wellust, Amst. 1662. 8o.
De gestoorde vreught, Amst. 1664. 8o.
De springende doctor, Amst. 1666. 8o.
De broekdragende vrouw, Amst. 1666. 8o.
Ook moet hij de schrijver zijn van: Apolloos Snaaren, mitsgaders veelderhande Lof- en verjaardichten, Snakerijtjes enz. Amst. 1664. 12o.
Hij overleed in 1696, en werd den 22sten September van dat jaar in de St. Geertenkerk te Utrecht begraven. Hij bezat nog een broeder Adriaan genaamd, wiens zoon en kleinzoon predikanten te Amsterdam waren, en wier afstammelingen aldaar den naam van Elsevier-Dom dragen.
Zie Witsen Geijsbeek, Woordenb. van Nederd. Dicht. D. II. bl. 285; Cat. van de Bibl. van Robidé van der Aa, (1851) bl. 153; Rammelman Elsevier, Uitk. van een onderz. omtr. de Elseviers, bl. 33-35, Bijl. bl. 36, 37; de Reume, Rech. sur les Elsevier, p. 53-56; Cat. van de Bibl. der Maatsch. van Ned. letterk. te Leiden. D. I. b. bl. 89; Pieters, Ann. de l'imprim. Elsevir, p. 276-282.