[Willem van Egmond]
EGMOND (Willem van), jongste zoon van Arnoud van Egmond en Jolente van Leiningen, erfde de Heerlijkheid Ysselstein en moest deze, zoo als wij in het vorige artikel van zijnen broeder Jan zagen, aan Graaf Willem VI afstaan. Hij was de Kabeljaauwsche partij toegedaan, en stond in hooge achting bij den Hertog Jan van Brabant, in wiens naam hij met Jacob van Gaasbeek de teugels van het bewind in 1424 had opgevat, en door wien hij in het volgende jaar tot schatmeester van Holland werd aangesteld. Na het zoogenaamde verzoenings verdrag in 1427, tusschen Jaccba van Beyeren en Filips van Bourgondie, werd hij door laatstgenoemden vorst met anderen als lid van den regerings raad aangesteld, aan welken het bewind der zaken was toevertrouwd. Genoemde vorst voorzag hem verder met eerambten en blijken van genegenheid, die hij genoot tot aan zijn overlijden, hetwelk in 1451 plaats had. Hij was gehuwd met Anna de Hennin, Gravin van Bossu, die hem geene kinderen schonk, en waardoor zijne goederen vervielen op den tweeden zoon van zijnen broeder, Jan van Egmond, die volgt.
Zie Ant. Hovaeus, Chron. van Egmondt, bl. 68; van Leeuwen,