Met eerbewijzen overladen, was evenwel de adel hem zeer vijandig, en liet deze geene pogingen onbeproefd om hem het leven verdrietig te maken. Doch de vorst toonde zijne dankbaarheid, door aan de edelen te verklaren ‘dat hij zijnen vriend, Willem Eggert, hun aanbeval, en dat hij het op hun allen verhalen zou, zoo hem een tegel van het dak op zijn hoofd viel en hem krenkte.’
Eggert overleed den 15den Julij 1417, volgens sommigen door het verdriet hetwelk de edelen hem aandeden. Zijn lijk werd van het slot Purmerstein naar Amsterdam gevoerd, en aldaar in de Nieuwe kerk, in het later alzoo genoemde Willem Eggert's koor of kapel begraven. Zijn grafschrift wordt nog ten zuiden van het koor, ter wederzijde van eenen balk, tusschen twee pilaren gelezen. Zijn wapen was van sabel beladen met drie crampons of weerhaken van zilver of ijzer, 2 en 1. De kinderen die Eggert naliet zijn: Jan, die volgt; Aleyd, gehuwd met Gerrit van Zijl, derde heer van Purmerende; Johanna, gehuwd met Reinoud van Brabant, en Imme, die in 1415 het klooster der oude nonnen te Amsterdam met groote goederen begiftigde.
Zijne afbeelding ziet het licht.
Zie Le Long, Ref. der Stadt Amst. bl. 287-298, 313, 314; Wagenaar, Vaderl. Hist. D. III bl. 327; dezelfde, beschrijv. van Amst. D. I. bl. 77, D. II. bl. 211, 222, D. VII. bl 363-365, D. VIII bl. 645, D. XI. bl. 190; Kok, Vaderl. Woordenb.; van Sandwijk, beschrijv. van Purmerende, bl. 8-20; Arend, Algem. Geschied. des Vaderl. D. II St. II. bl. 302; Muller, Cat. van portrett. bl. 76; de Navorscher. D. VI. bl. 343, D. VII. bl. 108, 109; Kron van 't Hist. Genootsch. D. VIII. bl. 139-142, 149, 196, 198, 200, 206, 407, 217, 221, 452, 476, 485.