rig en ernstig. Weinig hoorde men hem godsdienstgeschillen
behandelen. Naarstig toonde hij zich in het bezoeken zijner gemeenteleden, in 't bijzonder der zieken, armen en bedroefden. In zijn dagelijkschen omgang was hij vriendelijk en minzaam, daarenboven bereidvaardig om anderen van dienst te zijn. In het bestuur van kerkelijke zaken was hij vrij bedreven. De bediening van Curator der vacante gemeente heeft hij acht en twintig jaren waargenomen.’
De afbeelding van van Ede ziet het licht. Hij schreef:
Lijkreden over Psalm CXVI. vs. 15 ter gedagtenis van den geleerden, getrouwen en godvrugtigen heer Wilhelmus Suderman, in zijn Eerw. Leven Leeraar der Remonstrantsche Gemeente te Rotterdam, Rott. 1751. 4o.
Zie P. Bierumer, Lijkrede op P. van Ede, Rott. 1759; van Abkoude, Naamreg. van Ned. Boek. D. I. St. V; Tideman, de Remonstr. Broedersch. bl. 55. 87, 167, 204, 371; Muller, Cat. van Portrett. bl. 76.