[Daniel Dijlius]
DIJLIUS (Daniel) werd in 1777 geboren, studeerde in de Geneeskunde aan de Leidsche Hoogeschool, alwaar hij in 1798 bevorderd werd tot Doctor, na verdediging van een Specimen Medicum de Claudicatione (Lugd. Bat. 1798. 4o.) Hij zette zich te Amsterdam als geneesheer neder, werd in 1816 beroepen tot Hoogleeraar in de Geneeskunde aan de Utrechtsche Hoogeschool, en aanvaardde die waardigheid met eene Oratio, de raro medicorum principum proventu, ad ampliftcandam tamen medicinam sufftciente, welke in de Annales der Academie (Utr. 1816-1817) is opgenomen. Niet lang had de Hoogeschool genot van zijne geleerdheid en beminnelijke eigenschappen, daar hij ten gevolge van herhaalde bloedspuwing den 9den Maart 1817 te Utrecht overleed, en den 13den daaraanvolgende plegtig werd ter aarde besteld, op het nabij gelegene dorp de Bildt. Van hem ziet ook het licht:
Verzameling van waarnemingen over de borstwonden; (In de Verh. van het Gen. ter bevord. der Heelk. te Amst. 1801, D. IV. bl. 1.
Waarnemingen en aanmerkingen aangaande het door Deiman aangepreezen vermogen van het geoxygeneerde Zeezoutzuur tegen huidziekten. (In Algem. Konst- en Letterb. 1801, D. II. bl. 51.)
Zie Algem. Konst- en Letterb. 1817. D. I. bl. 163, 193; Holtrop Bibl. Medico-Ohirurg. bl. 85.