[Margaretha of Grietje van Dijck]
DIJCK (Margaretha of Grietje van), geboren te 's Gravenhage, en opgevoed in het weeshuis der Waalsche gemeente te Leiden, maakte zich berugt door hare godsdienstige gevoelens. Zij werd met den bekenden Jacob Verschoor, het hoofd der zoogenaamde Antimonianen, Verschooristen of Hebreeuwen, uit laatstgenoemde stad gebannen, en zette zich te Middelburg neder, alwaar zij in 1697 tegenwoordig was en deel nam aan een openbaar twistgesprek tusschen Nicolaas Schorer en Jacobus Fruytier ter eener, en zij, benevens Jacob Verschoor ter andere zijde. Het blijkt dat reeds vóór 1700 eene scheuring onder hen was ontstaan, en er twee partijen waren aan eene van welke zij aan het hoofd als leeraresse stond, en de vroeger genoemde jufvrouw Dina bij de andere. Zij vertoefde in 1708 te Leiden, en was toen meer met het opkomend Hattemisme ingenomen, en zij viel in het punt der Godheid van Christus de Socinianen bij. Van haar verder levenslot is niet veel bekend. Zij leefde in 1719 te Rotterdam en was tot de Remonstranten overgegaan. Zij schreef:
Korte aanmerkingen over den Brief aan de Galaten, Amst. 1710. 8o.
Huishouding Gods, vergeleken met de huishouding van den aartsvader Abraham, 1716. 3o.
Zelfsbedriegelijkheid. 8o.
Aanmerkingen over 't Evangelium Johannes Cap. 1 tot 7. Amst, 1717. 4o. Leiden 1741. 4o.
Zie van Abkoude, Naamreg. van Ned. Boek. D. I. St. I. III; Hoogstraten, Woordenb.; Ypey, Geschied. van de Krist. Kerk. D. VII. bl. 292; Ypey en Dermout, Geschied. der Herv. Kerk in Nederl. D. III. Aant. bl. 70. 71; Kist en Royaards, Ned. Arch. voor Kerk. geschied. D. I. bl. 274, 275, 294, D. VIII. bl. 76, 77, 85.