[Adam van der Duyn]
DUYN (Adam van der), Heer van Zaanen, broeder van den voorgaande, woonde buiten Alkmaar op het huis te Cranenburg, en was met zijn broeder langen tijd buiten het land. Wij lezen evenwel niet dat hij eenen graad aan de door hen bezochte hoogescholen verwierf. Hij behoorde in 1567 tot de personen die voor Commissarissen van den Hove zijn gedagvaard tot aflegging van den gerequireerden eed van trouw aan den koning. Ook hij compareerde en bevestigde zijne gehechtheid aan zijnen vorst nader door eene schriftelijke verklaring, van gelijke inhoud als die van zijnen broeder. Hij behoorde alzoo niet tot het verbond der Edelen, en werd in 1575 Hoogheemraad van Rijnland. Hij was gehuwd met Clara van der Myle, die hem twee zonen en twee dochters schonk. Hij overleed den 22sten Julij 1602, en werd in het Middenkoor der Groote of St. Jakobskerk te 's Hage begraven.
Zie van Leeuwen, Bat. Ill., bl. 943, Hoogstraten, Woordenb., D. IV. bl. 224; Luiscius, Woordenb., D. IV. bl. 229, 231; Kok, Vaderl. Woordenb., D. XIII. bl. 33; te Water, Hist. van 't verb. der Edel. D. II. bl. 251; Timareten, Verz. van Gedenkst., D. II. bl. 42; d'Yvoy van Mijdrecht en Beeldsnijder, Verb. en Smeekschr. der Ned. Edel., bl. 38, 72, in welk werkje het faesimilé van zijne handteekening mede gevonden wordt.