Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 4
(1858)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 433]
| |
Hij was gehuwd met Maria, dochter van Jan Hoofs, Burgemeester van Mechelen, en van Philipote van den Dorpe. Hij was in 1555 een der vier Edelen, die, wegens de Ridderschap van gansch Holland, tegenwoordig waren, bij den afstand van Keizer Karel V te Brussel, terwijl hij gerekend werd te behooren tot de voornaamste Edelen en Vasallen in Holland, die men gewoon was tot alle dagvaarten te beschrijven. De Hoogleeraar te Water vermoedde dat hij, of zijn broeder Adam, tot de verbondene Edelen behoort heeft. Dit is zoo niet. Beiden behoorden tot hen die in 1567 voor Commissarissen van den Hove zijn gedagvaard tot aflegging van den gerequireerden eed van trouw aan den koning. Jakob van der Duyn is gecompareerd, en heeft bovendien schriftelijk geantwoord tot geene confederatie te behooren en den koning getrouw te zullen blijven. Men vindt dan ook niet dat hij of zijn genoemde broeder uit het land geweken, door Alva vervolgd, of van de Roomsche kerkleer afgevallen is. Jacob van der Duyn overleed in October 1580. Zijne vrouw was reeds in 1554 gestorven. Zij schonk hem twee zonen en drie dochters.
Zie van Leeuwen, Bat. Ill. bl. 943; Hoogstraten, Woordenb. D. IV bl. 224; Luiscius, Woordenb. D. IV. bl. 229, 232, 233; Kok, Vaderl. Woordenb. D. XIII. bl. 31; te Water, Hist. van het Verb. der Edelen, D. II. bl. 350, 351; d'Yvoy van Mijdrecht en Beeldsnijder, Verb. en Smeekschr. der Ned. Edel. bl. 36, 53, in welk werkje het faesimilé van zijne handteekeuing gevonden wordt. |
|