Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 4
(1858)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 390]
| |
aan de Harderwijksche Hoogeschool, waar hij den 15den September 1691 als student werd ingeschreven, en van waar hij in 1694 vertrok naar de Franeker Hoogeschool, toen zijn leermeester aldaar beroepen was. Hier woonde hij ook de lessen van Röell en Perizonius bij, hechtte zich vooral aan den laatsten met bijzondere genegenheid, en erkende naderhand veel aan dien voortreffelijken geleerde verschuldigd te zijn. Tot Doctor in de Regten bevorderd zijnde, werd hij in 1700 onderwijzer in de geschiedenis en welsprekendheid te Herborn in het Nassausche, verwisselde in 1704 zijne betrekking aldaar met die van Conrector te 's Gravenhage en vertrok in 1716 naar Utrecht als Hoogleeraar in de geschiedenis en welsprekendheid. Op zijn vier en zestigste jaar zwak en ziekelijk geworden zijnde, legde hij in April 1734 zijne dienst neder, woonde nog achttien jaren te IJsselstein en te Vianen en overleed te Mijdrecht in 1752, den roem nalatende van een arbeidzaam, schrander en oordeelkundig geleerde. Zijn leermeester Perizonius liet hem den Pomponius Mela ter verdere bewerking na, doch hiervan is niets gekomen, daar hij alleen het door dezen afgewerkte gedeelte met eene inleiding aan D'Orville heeft in het licht gegeven. Hij had begeerd dat bij zijn overlijden geene lijkrede, als naar gewoonte, over hem zou gehouden worden, doch de Hoogleeraaar Saxe heeft bij het nederleggen van zijn Rectoraat in 1778 gemeend aan dat zedig verlangen geen gevolg te moeten geven. Niet alleen als regtsgeleerde, maar bovenal als uitgever van eenige Grieksche en Romeinsche schrijvers, had Duker groote verdiensten. Wij bezitten van hem eene voortreffelijke uitgave van Florus, Leiden, 1722. 8o. herdrukt 1744. 8o. en van Thucidides, Amst. 1731. fol. Voorts schreef hij aanmerkingen op den Livius van Drakenborch (Leiden 1738. 4o.) op de leges atticae van Petitus (Leiden 1742. fol.), op Servius in den Virgilius van Burman (Amst. 1746. 4o.), op den Suetonius van Oudendorp (Leiden 1751. 8o.) op Aristophanes (Leiden, 1760. 4o.) en op meer andere schrijvers. Bovendien gaf hij uit: Opuscula varia de Latinitate Jurisconsultorum Veterum, Lugd. Bat. 1711. 8o. idem 1761. 8o. Oratio de difficultatibus quibusdam interpretationis grammaticae veterum Scriptorum Graecorum et Latinorum, Traj. ad Rhen. 1716. 4o.
Zie Boekz. der gel. wereld, 1734. a. bl. 486; Saxe, Laudatio C.A. Dukeri (Traj. ad Rhen. 1788. 8o.); Dezelfde, Onom. Liter. T. VI. p. 267, 268; Naaml. van de Profess. te Utr. bl. 84; van Kampen, Geschied. der Ned. Lett. D. II. bl. 254, 255; de Jong, Alph. lijst van Boek.; Collot d'Escury, Holl. roem. D. IV. St. I. Aant. bl. 229, 230; Bouman, Geschied. der Geld. Hoogesch. D. I. bl. 366, D. II. bl. 604. |
|