in den winter eenden- en hoendereijeren kunstmatig te doen uitbroeijen; van zijnen uurwijzer, die in geen vijftig of honderd jaren behoefde opgewonden te worden en van meer andere zijner ontdekkingen of kunsten, is te weinig tot ons gekomen, om hare wetenschappelijke waarde te kunnen beoordeelen. Genoeg zij het aangevoerde evenwel, om Drebbel een man te noemen, die niet van verdiensten ontbloot was, en die, al stellen wij hem, met Huygens, niet gelijk met de beroemde wijsgeeren der ouden, of al zeggen wij het den Alkmaarschen kronijkschrijver niet na ‘dat zyn vernuft en scherpzinnig begryp in de gansche Wereld geen gelyk en hadde in de philosophie’, nogtans een allerzeldzaamst vernuft was en geene plaats kan ontzegd worden onder hen wier namen met lof verdienen vermeld te worden.
Drebbel was ook beoefenaar der fraaije kunsten, en beoefende de graveerkunst, die hij bij Goltzius geleerd had. Behalve de zeven vrije kunsten, door hem naar zijnen leermeester gegraveerd, bestaat er nog eene gravure van hem, Salomons eerste regt, naar Karel van Mander, en Esther bij Ahasveros. Behalve daardoor deed hij zich als kunstig graveur kennen, door de Groote kaart of plattegrond der stadt Alkmaar, met zinnebeeldig bijwerk, voorkomende in Eikelenberg's Alkmaar en zijne geschiedenissen.
Eene tweede vermeerderde uitgave van het genoemde werk van Drebbel, zag het licht onder den titel van:
Grondige oplossinge van de Natuur en Eygenschappen der Elementen, en hoe sy veroorsaken Donder, Blixem, Hitte, Koude, Wind, Regen, Hagel, Sneeuw, enz., en waartoe sy dienstig zijn. Alsmede een klare beschryvinge van de quinta Essentia of vyfde wesen. Noch een Dedicatie van 't Primum Mobile. Alles gedaan door den grooten Hollandschen Philosooph Cornelis Drebbel, van Alkmar. Den tweeden druk. Rott. 1701. 12o. Nogmaals herdrukt Amst. 1709, Idem 1732. 12o. Ook in de Latijnsche taal (Hamb. 1621. 12o.) werd dit werkje, kort na de eerste uitgave in het Hollandsch, vertaald en daaruit in de Fransche, Hoogduitsche en Italiaansche talen overgezet.
Zie Kronijk der stad Alkmaar, bl. 188-195; van Abkoude, Naamreg. van Ned. Boek. D. I. St. I; de Chalmot, Biogr. Woordenb. D. VIII. bl. 348-351; van Wijn, Bijv. en Aanm. op de Vaderl. Hist. van Wagenaar, D. X. bl. 37, 38; van Zutphen, Ned. Uitv. enz. bl. 66, 70, 72; J. P. van Cappelle, Bijdr. tot de geschied. der Wetensch. en Lett. in Nederl. bl. 65-126, met portret; van Kampen, Geschied. der Lett. en Wetensch. in Nederl. D. I. bl. 322, 323, D. III. bl. 112, 113; Collot d'Escury, Holl. Roem, D. IV. St. II. bl. 446, D. VI. St. I. bl. 69-76; van Enst Koning, het Huis te Ilpendam, bl. 18, 42; Ali Cohen, Oude en Middel-Geschied. van de Geneesk. bl. 408; Immerzeel, Lev. en werk. der Kunstsch.; de Navorscher, D. III. bl. 196, D. IV. bl. 174, D. V. Bijbl. bl. XXXIV, XXXV.