[Isaac Doreslaer]
DORESLAER (Isaac), tweede zoon van Isaac Doreslaer predikant te Enkhuizen, oefende zich in zijne jeugd in de Regten en bekwam de waardigheid van Doctor in die wetenschap. Op aanbeveling van den beroemden Vossius werd hij in 1628 tot Hoogleeraar in de geschiedenis te Cambridge benoemd. Ten gevolge van zijne aan den dag gelegde republikeinsche gevoelens, die aan de ooren van Koning Karel I kwamen, werd hij op koninklijk bevel, door den Bisschop van Winchester, in zijne betrekking geschorst, doch eerlang weder bij vernieuwing toegelaten. Hij was in de dagen der oneenigheden, tusschen den genoemden vorst en het Parlement, een zeer belangrijk persoon, die door zijn huwelijk met eene Engelsche dame, door zijne Engelsche gedragingen en openbare lessen eenen grooten invloed uitoefende. In ruime mate genoot hij dan ook het vertrouwen van het Parlement, hetwelk van oordeel was dat hij, een geboren Hollander zijnde, meer ingang bij de Staten zou vinden dan Strikland, die kort te voren opontboden was, doch naderhand terug gezonden werd. Hierop vertrok Doreslaer, ten jare 1640 in hoedanigheid van Resident, naar den Haag, en zijne geloofsbrieven werden den 3den Julij gelezen en aangenomen; doch Boswel, die van wege den Koning van Engeland in den Haag zijn verblijf had, wist te bewerken dat de Staten aan Doreslaer geen gehoor verleenden. Ten einde het Parlement echter niet geheel voor het hoofd te stoten, bood men hem aan commissarissen te benoemen, om daarmede te handelen; doch Doreslaer sloeg dit af, waarop hem gehoor werd verleend. Evenwel niet naar genoegen beantwoord zijnde, verliet hij 's Hage en vertrok naar Londen, alwaar hij eene voorname rol speelde in het regtsgeding tegen Karel I, en door zijnen invloed veel toebragt om dien vorst op het
schavot te brengen. In het begin van Mei 1649 kwam hij andermaal herwaarts als Resident; doch hij was maar weinige dagen in den Haag, toen hij op den 12den van genoemden maand, des avonds in de herberg de Witte Zwaan met gezelschap aan tafel zittende, er vijf vermomde personen aanklopten en wijn eischten. Een van hen binnen zijnde, drongen de andere mede door, bliezen in het voorhuis de kaarsen uit en begaven zich in het vertrek. Twee derzelven bragten eenen, genaamd Grijp van Valkensteyn, eene wonde toe, waaraan hij kort daarna