[Louw van Doeijinga]
DOEIJINGA (Louw van) of Donia, eigenlijk Louw Ockinga genaamd. Hij was een zoon van Pieter van Ockinga en N. Louws-dochter van Donia, en schreef zich, krachtens zeker testament, waarschijnlijk van den vader zijner moeder, Donia. Hij behoorde in 1505 onder de edelen van Wijmbritseradeel, en werd in dat jaar Grietman van die grietenij en in 1506 ook van Rauwerderhem. Hij was gehuwd met Catharina, dochter van Feico van Harinxmathoe Slooten en Luts Oenema, zuster van den bekenden Boeko van Harinxma, en weduwe van Sjoerd Douwes Sjaerdema. Hij woonde te Sneek en was daar een voornaam edelman. Hij werd in 1496 door de soldaten van Nithard Fox, die tot hulp der Schieringers in Friesland gekomen waren en na de behaalde overwinning onwettige eischen tot betaling hunner soldij deden, gevangen genomen en in zijn eigen huis gepijnigd. Om in hunne betaling te voorzien, vroegen die van Sneek aan de Groningers eene som gelds ter leen, en zonden Doeijinga met anderen als gijzelaars tot borg voor het geleende geld. Toen later de afbetaling niet geschiedde, werd hij met de anderen in boeijen gesloten, doch twee jaren daarna, na uitkeering van twee duizend goudguldens, ontslagen. In 1504 onderteekende hij mede den renversaalbrief aan den Hertog van Saksen, en toen Sneek in 1515 door de Geldersche partij ingenomen was, verliet hij het land en bleef er buiten tot in 1522, hoewel hij voorkomt onder hen die in 1515 den eed van huldiging aan Keizer Karel V aflegden; doch misschien is dit bij procuratie geschied. Hij overleed den 27sten Februarij 1533.
Zie Arond, Algem. Geschied. des Vaderl. D. II. St. III. bl. 463-466, 555; van Sminia, Nieuwe Naaml. van Grietm. bl. 159-161, 289, uit medegedeelde berigten van dien schrijver verbeterd.