ook der Recensenten; de Vriend des Vaderlands; het Tijdschriftvoor geschiedenis, oudheden en statistiek van Utrecht; het Tijdschrift voor het Zeewezen, van de Heeren Pilaar en Obrcen; de Verhandelingen en berigten betrekkelijk het Zeewezen, van de Heeren Tindal en Swart; het Letterlievend Maandschrift; de Berigten en de Kronyk van het historisch Genootschap te Utrecht, als ook het Archief voor kerkelijke geschiedenis, inzonderheid van Nederland, door de Heeren Kist en Royaards en de Godgeleerde Bijdragen, bevatten een tal van stukken, die overvloedig getuigen van zijnen noesten vlijt, onvermoeiden ijver en onuitputtelijk geduld om de oude taal en het schier onleesbaaar schrift der oorkonden te onteijferen. Zijne veel omvattende kennis en groote bereidvaardigheid om vragen te beantwoorden, bragt hem in briefwisseling met vele geleerden, en altijd was hij gereed om geheel belangeloos anderen in hunne nasporingen ten dienste te staan.
In krachtvollen leeftijd, en te midden van een aan de wetenschap gewijd leven, overleed Dodt te Utrecht den 25sten Augustus 1847. De meeste letterkundige genootschappen in ons vaderland, waarvan hij lid was, deden hulde aan zijne verdiensten. De belangrijke verzameling handschriften, door hem vervaardigd en nagelaten, was voorzeker eenig in haar soort, doch bragt in publieke verkooping weinig geld op, hetwelk aan tijdsomstandigheden moet toegeschreven worden en vooral aan de onduidelijkheid van het schrift, waardoor de stukken voor de groote meerderheid onleesbaar zijn.
De afzonderlijk door Dodt uitgegevene geschriften zijn getiteld:
Beknopte Hoogduitsche Spraakkunst, met drie Aanhangsels, Amst. 1825. 8o.
Berigt omtrent Handschriften van werken over de geschiedenis van Nederland, zamengesteld uit het Archiv für altere Deutsche geschichte, Utr. 1834. 8o.
Repertorium dissertationum Belgicarum, sive index chronologicus et nominali-Alphabeticus omnium dissertationum inaug., quae ab anno 1815, usque ad anno 1830 auspiciis Academicarum Belgicarum sunt impressae. Utr. 1835. 4o.
Pogingen om eene meer grondige beoefening der geschiedenis van Nederland voor te bereiden. Utr. 1837. 8o.
Dit werkje bevat een naauwkeurig overzigt van de uitheemsche geschiedschrijvers der Spaansch-Nederlandsche onlusten. Onder de namen der schrijvers zijn de letterkundige hulpmiddelen aangewezen, de titels der werken en hunne verschillende uitgaven en eindelijk derzelver vertaingen vermeld. De aanteekeningen, die de schrijver op deze lijst wilde doen volgen, zijn nimmer in het licht gegeven.
Archief voor kerkelijke en wereldlijke Geschiedenissen, inzonderheid van Utrecht, Utr. 1838-1848. 4o. Vervolgd