door zijn Threnodia Nicotiana als andere gedichten, die men verspreid vindt in de bundels van Jacobus Pilius, Albertus Eufrenus, Bodecher Banning en anderen.
Zie, behalve de genoemden, Grotii, poëmata, (Lugd. Bat. 1617) p. 272-274; Siegenbeek, Geschied. der Leidsche Hoogesch. D. II. Toev. en Bijl., bl. 263; Schotel, Letterk. Bijdr. tot de geschied. van den Tabak enz. bl. 114.