[Sicke of Sixtus van Dekama]
DEKAMA (Sicke of Sixtus van), broeder van den voorgaande was Licentiaat in de regten en Advokaat bij het Hof van Friesland, werd in 1538 raad in dat Hof en, wegens zijne groote geleerdheid en ervarenheid in het regt, in 1545 te Utrecht door Karel V tot ridder van het Guldenvlies benoemd. Toen in 1555, bij de huldiging van Filips II, Friesland afgevaardigden derwaarts zond, werd hij uit het Hof met Agaeus Albada daartoe verkozen, en toen men van hen vorderde, dat zij, volgens eene gewoonte bij de Vorsten van het Oostenrijksche Huis, den eed geknield zouden afleggen, weigerden zij zulks en legden, met het antwoord: ‘wij knielen voor niemand dan voor God Almagtig,’ staande den eed af. Hij was de eigenaar van Mamminga State te Jellum, overleed in 1558, en was gehuwd met Luts Liauckama, die hem tien kinderen schonk en die hem in 1569 in het graf volgde. Zijn zoon Sicke volgt verder.
Zie de Wal, Orat. de Clar. Fris. Jureconsult. p. 10 et Annotat. p. 12, 13; van der Aa, Nieuwe herinner. uit het gebied der geschied. bl. 47; de Vrije Fries, Nieuwe reeks. D. I. bl. 382, 383.