[Albertus Joachim Deiman]
DEIMAN (Albertus Joachim), broeder van den voorgaande, werd in 1774 te Amsterdam geboren, studeerde te Leiden in de regten, werd in 1793 bij het Leidsch Genootschap der beschouwende en werkdadige wiskunde onder de spreuk: Mathesis scientiarum genitrix bekroond, voor de beantwoording der vraag: welke zijn de redenen, dat zoovele Jongelingen in de wiskunde opgeleid wordende, genoegzaam geene vordering betoonen, of al vroeg dezelve verlaten, en door welke middelen zijn deze nadeelige ondervindingen geheel of gedeeltelijk weg te nemen. Hij werd in 1796 tot Doctor in de regtsgeleerdheid bevorderd na verdediging zijner dissertatie: de mitigatione poenarum ob diversum reorum temperamentum, en zette zich te Amsterdam als advokaat neder, alwaar hij den 18den Januarij overleed, in welk jaar hij door bestuurderen van het Stolpiaansch legaat met goud bekroond werd voor zijne verhandeling: de pugna officiorum, die zoowel in de Latijnsche taal onder dien titel, als in de Hollandsche onder den titel van: Verhandeling over den strijd van pligten, en den algemeenen regel van gedrag bij dezelve, te Leiden in 1818 in 4o. is uitgegeven. Als dichter was hij niet van verdiensten ontbloot. Hij zond in 1793 ter perse een stukje ter Echtvereeniging van Jan van Heukelom, en schreef ook nog: De zaak der beleedigde Geregtigheid voldongen voor de vierschaar van het kundig en onzijdig publiek of H. Calkoen's verdediging van twee gevangenen enz. ter toetse gebragt. Amst. 1801. 8o.
Zie Algem. Konst- en Letterb. 1818. D. I. bl. 65; de Jong, Alph. Naaml. van Boek. bl. 129, 639; van der Aa, Nieuw Woordenb. van Nederd. Dicht. bl. 36.