Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk
(1855)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 1704]
| |
den rang van Kapitein in de Lijfcompagnie van het Regiment Hollandsche Gardes te voet, maakte de veldtogten van 1792, 1793 en 1794 mede en woonde de veldslagen van Werwiek, Menen, Fleurus enz. bij. Na de omwenteling van 1795 verliet hij de dienst, om zich te vervoegen bij het rassemblement van den Prins van Oranje te Bremen. Toen dit rassemblement nog dat zelfde jaar uiteen ging, begaf hij zich in Engelsche dienst en werd Escadrons-Overste bij de Jagers te paard van Hompesch. Later werd hij met die Jagers naar West-Indië gezonden en bevond zich in 1797 bij den aanval op en het vermeesteren van het eiland Trinidad op de Spanjaarden, bij welke gelegenheid hij zoo vele blijken van moed en ervarenheid gaf, dat hem het Oppergezag over het eiland Antigua werd toevertrouwd. Tijdens het uitbarsten van den opstand in lerland, in 1800, werd hij tot Luitenant-Kolonel en Kommandant benoemd van het Kavallerie Regiment, waarbij hij vroeger gediend had, en ondersscheidde zich onder anderen in den slag te Balten-Mock. Bij den vrede van Amiens in 1802 verliet hij de dienst en begaf zich naar zijne goederen bij Breda. Na de omwenteling van 1813 in de gelederen van het Nederlandsche leger teruggekeerd, werd hij tot Luitenant-Kolonel van een Regiment, kort daarna tot Kolonel en den 13den Mei 1815 tot Generaal-Majoor benoemd en woonde in dien rang den slag van Waterloo, aan het hoofd van de eerste brigade der tweede divisie onder den Luitenant-Generaal Baron de Perponcher bij. Deze brigade was gedurende een gedeelte van dien slag, in eene vooruitspringende stelling, blootgesteld aan een zeer moorddadig geschutvuur van den vijand, dat reeds groote verwoestingen in hare gelederen had aangerigt, toen zij voor de overmagt der Franschen moest terugwijken, maar spoedig eenigermate hersteld, weder deel nam aan het gevecht, moedig aangevoerd door Bylandt, die daarbij eene wonde bekwam en diensvolgens zijn Regiment moest verlaten, waarbij hij echter reeds in Julij terugkeerde, terwijl hem het bevel over de geheele divisie werd opgedragen toen de Generaal Baron de Perponcher weder als Gezant naar Berlijn vertrok. Kort nadat hij met de divisie in het Vaderland was teruggekomen, werd hij tot Provinciaal Kommandant van Zuid Braband benoemd, in welke betrekking hij nog werkzaam was, toen te Brussel het oproer uitbrak, dat door werkeloosheid of zwakke middelen van tegenstand spoedig aangroeide, en ten gevolge waarvan, na eene vruchtelooze poging om het koninklijk gezag door gewapende magt te herstellen, deze genoodzaakt werd de stad te ontruimen, terwijl de opstand zich weldra over alle de zuidelijke gewesten uitbreidde. Den 24sten November 1830 op nonactiviteit gesteld, werd Bylandt in 1840 gepensioneerd. In 1843 werd hem den rang van Luitenant-Generaal vereerd. Hij was Grootkruis van de Koninklijke Orde van de Kroon van Beijeren, Kommandeur van de Guelphenorde en Ridder der derde klasse van de Militaire Willemsorde. Eerst gehuwd met Mary | |
[pagina 1705]
| |
Hughes, dochter van den Engelschen Admiraal Sir Christiaan Hughes, Baronnet, die hem vijf zoons en ééne dochter schonk; later met Aspasia Craan, voor haar huwelijk, wegens hare uitstekende schoonheid te Brussel la belle Hollandaise genoemd, bij wie hij twee zoons en twee dochters verwekte. Van hem zien het licht: Verhaal van het oproer te Brussel op den 25sten Augustus 1830 en volgende dagen. 's Hage 1830. gr. 8o. Antwoord op de artikels van de Heeren Anthing en Everts, en den Directeur-Generaal van Oorlog, wegens zijn verhaal van het oproer te Brussel. 's Hage 1831.
Zie, behalve zijne beide genoemde werkjes, Biogr. Nation.; Scheltema, Laatste Veldt. van Napoleon Buonaparte, Bijl. bl. 10, 81, 135; Bosscha, Neérl. Heldend. te Land, D. III. bl. 445, 461, 487, 492, 493, 496, 551-578; de zelfde, Het Leven van Willem II, bl. 292, 472. |
|