[Johan de Bye]
BYE (Johan de) van Albrantswaard, waarschijnlijk een zoon van van Jacob de Bye, die Hofmeester van Willem III. Prins van Oranie was en in 1681 overleed, was in 1672, Luitenant-Kolonel, Bevelhebber van een Regiment Infanterie zijnde, bij resolutie van H.H.M. van den 29sten April 1672 bestemd geworden om ‘in partikuliere diensten van den Ed. Gr. Mog. Heeren Staten van Hollandt gebruyckt te worden.’ Waarop de Gedeputeerden te velde schreven: ‘ende ofschoon sijne Hoogheyt dat respect heeft voor H.H.M. en Ed. Gr. Mog. bevelen, dat hy niettegenstaande syne particuliere interessen denselven aanstonts souden willen ontstaan: soo hebben wy onder het welnemen van H.H.M. ons niet connen geruststellen, dat wij van ons ende van de directie van onse saken omtrent de werken van den Issel soude detacheren een Officier, dewelcke hier ter plaatse byna den eenigen ende alleen is, bequaam om die waar te nemen ende te vorderen 't gene aan deselve noch te doen is, 't welck wy oordeelen te syn van de laatst importantie ende sullen derhalven onder het welnemen van H.H.M. den gemelden Luit. Col. noch ophouden tot nader ordre.’ In den slag bij Woerden den 12den October 1672 werd hij krijgsgevangen gemaakt, nadat hem den 29sten September van dat jaar de betrekking van Kolonel der Infanterie was opgedragen, hoewel hij daartoe, misschien wel uit hoofde van zijne krijgsgevangenschap, eerst den 9den Februarij 1674 door den Raad van State werd aangesteld, zijnde hem volgens zijne aanstelling bij afwezigheid van den Meester-Generaal het bevel over de Artillerie opgedragen.
In den slag van Seneffe den 11den Augustus 1674 was hij, als Bevelhebber van het Infanterie-Regiment van zijnen naam, geplaatst bij de derde brigade van de eerste linie van den linkervleugel, onder den Rijngraaf Karel Florentijn.
Aangezien hij den toenaam van Albrantswaard voerde, doch nimmer Heer van die heerlijkheid geweest is, zal hij vermoedelijk vóór zijnen vader overleden zijn.
Zie Bosscha, Neêrlands Heldend. te Land, D. II. bijl. bl. 6 en 14; Militaire Spect. 1849, bl. 503; Sypesteyn en de Bordes, de Verded. van Nederl. in 1672 en 1673, D. I. bl. 51 noot 3, D. II. bl. 150, uit familiepapieren aangevuld.