mag men zeggen dat Buys het land regeerde. Verschillend zijn de oordeelvellingen over dezen man, volgens Barrow zou hij de bewerker geweest zijn van den geheelen rampzaligen Kafferschen oorlog, doch Lichtenstein beweert in tegendeel, dat hij juist bijgedragen heeft, om het kwaad, door den oorlog verwekt, te verzachten; want toen de oorlog door kleine strooptogten der boeren van Graaf Reinet, welke ook de vreedzame Kaffers geenszins ontzagen, naar het land van deze laatsten was overgebragt, en dus de volkplanters ook van dien kant te vreezen hadden, verhinderde Buys door zijnen invloed, dat Geika de volkplanters veel benadeelde. Hij koesterde eenen onverzoenlijken haat tegen de Engelschen, die hij aan Geika voorstelde als Boschjesmannen ter zee, die den ouden Heer Compagnie zijne veeplaats (de kolonie) ontweldigd hadden. Buys bleef aan het Hof van den Kafferkoning tot na den vrede van 1802, toen hij door den Gouverneur Jansens, op diens rondreis, naar de Kaapstad mede genomen werd.
Zie van Kampen, de Nederl. buiten Europa, D. III. bl. 414, 415, 428.