Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk

[Adriaan Buurt]

BUURT (Adriaan), geboren den 27sten Mei 1711 te Zalt-Bommel, gaf van zijne vroegste jeugd reeds blijken van zijne zucht tot de wetenschappen. Hij doorliep de Latijnsche scholen zeer spoedig en met veel roem, en legde zich vervolgens te Utrecht, inzonderheid onder de Hoogleeraren Hieronimus Simons van Alphen en Johan van den Honert, op de Godgeleerdheid toe. Nog student zijnde had hij reeds zulk eenen naam verworven, dat hij door de gecombineerde gemeente van Beek en Ubbergen tot Predikant beroepen werd, waar hij, na een allerloffelijkst examen te hebben ondergaan en tot Kandidaat te zijn aangesteld, den 11den Julij 1734 in het leeraarambt werd

bevestigd. Van deze zijne eerste standplaats werd hij in 1741 beroepen naar Ooltgensplaat, vanwaar hij in Augustus 1744 naar Hanau vertrok, om aldaar dienst te doen in de Nederduitsche Gereformeerde gemeente. Ofschoon hij aldaar algemeen bemind was en men alle pogingen aanwendde om hem te behouden, rekende hij, na een driejarig verblijf te dier plaatse, zich verpligt aan de roepstem van de aanzienlijke gemeente van Amsterdam gehoor te geven, waar hij den 25sten Februarij 1748 zijne intreerede hield, en den hem aanbetrouwden post met de grootste waakzaamheid, ijver, liefde en trouw waarnam tot aan zijn overlijden den 25sten December 1781. Buurt was een zeer braaf, godvruchtig, geleerd en zeer werkzaam man en tevens een liefhebber der Natuurkunde en bezat ook eene fraaije verzameling van natuurlijke zeldzaamheden, voornamelijk van opgezette vogelen, die zelfs door vreemdelingen bewonderd werd. Hij was gehuwd met Josina Karolina van Lynden, bij wie hij geene kinderen verwekte, doch die wij later, wegens hare buitengewone bekwaamheden, mede zullen vermelden.

Als eene bijzondere trek van edelmoedigheid verdient melding, dat Buurt, in zijner vrouws boedel, de opkomsten van eene praebende der Ridderschap van Overijssel vindende, oordeelde die met geen goed geweten te kunnen behouden en ze aan de Ridderschap teruggaf.

Hij heeft in het licht gezonden:

J.F. Buddei Theses Theologicae de Atheismo et Superstitione. 1737. 8^o, waarbij hij vele waarnemingen en aanmerkingen voegde.

Beschouwende Godgeleerdheid. Amst. 1763. 3 deel. 8^o, 3de druk 1768. 8^o.

Korte verklaring van de XIX Psalm. Amst. 1777. 8^o.

Verklaring over den XXVsten en XLIXste Psalm, uitgegeven door deszelfs Huisvrouw Josina Karolina van Lynden. Amst. 1778. 8^o.

Dadelyke Godgeleerdheit. Amst. 1780. 3 stukken.

Kort verhaal van een Gesprek tusschen hem en een medepligtige aan twee Moorden. Amst. 1782. 8^o.

Zie Wagenaar, Beschr. van Amst., St. IV. bl. 550; van Abkoude en Arrenberg, Naamreg. van Nederd. Boeken; de Chalmot, Biogr. Woordenb.; Ypeij en Dermout, Geschied. der Nederl. Herv. Kerk, D. IV. bl. 62 en 63; Algem. Woordenb. der Zamenl.; Naaml. der Predik. te Amsterd., bl. 39; Glasius, Godgel. Nederl.