Wagenaar, Vaderl. Hist., D. XI. bl. 491. De Graaf de Pegnaranda nam ter Burg van Munster mede naar Spanje, waar hij de portretten van den Koning en van onderscheidene voorname hovelingen schilderde en door den Koning tot Ridder verheven werd, die hem eene gouden keten en gedenkpenning waarop 's Vorsten beeldtenis, benevens eenen fraaijen degen en een paar zilveren sporen ten geschenke gaf. Van Spanje stak hij over naar Engeland, waar hij met zijne penseelkunst buitengemeen slaagde en veel geld won. Vervolgens vertrok hij naar Frankrijk; ook daar schilderde hij de portretten van aanzienlijke lieden, alsmede eenige kabinetstukjes. Na alzoo eenige jaren met reizen te hebben doorgebragt, keerde hij naar Overijssel terug en zette zich te Deventer neder, waar hij vele jaren Lid van de Gezworene Meente of Vroedschap was en zulks tot aan zijn overlijden, in 1681. Ter Burg was met eene nicht van hem gehuwd, bij wie hij echter geene kinderen verwekte.
Hij was een groot kunstenaar, en wist door zijn penseel niet alleen de vaste wezenstrekken overheerlijk gelijkende te treffen, en den geheelen zwier en houding van zijn origineel levendig na te bootsen, maar was ook inzonderheid kunstig om de kleeding en bijzondere stoffen naar haren aard en bovenal satijn zoo natuurlijk, zoo dun en zoo kunstig te schilderen, dat het waarlijk satijn geleek, en dikwijls het oog bedroog.
In 's Rijks Museum te Amsterdam vindt men van hem:
Het bovenvermelde beroemde schilderij voorstellende: Het sluiten van de Vrede te Munster 1648.
Een deftig binnenvertrek, met eene bevallige jonkvrouw, gekleed in wit satijn, staande voor eene tafel, waaraan is zittende een heer en nog eene vrouw schijnende met elkander in ernstig gesprek. welk stuk in alle opzigten een der voortreffelijksten van dezen Meester is.
In het Koninklijk Kabinet te 's Gravenhage:
Een Officier met eenen brief, die hem een trompetter schijnt gebragt te hebben, terwijl eene Dame aandachtig toehoort.
In het Museum Boymans te Rotterdam:
Een in het zwart gekleed Heer bij eene met een rood kleed bedekte tafel; achter hem een rood fluweelen stoel.
Eene Dame in het zwart gekleed, met een wit satijn onderkleed.
Zie Houbraken, Schoub. der Schild. en Schilder., D. III. bl. 34-40; van Hoogstraten en Brouërius van Nidek, Groot Algem. Hist. Woordenb., B. bl. 440; de Chalmot, Biogr. Woordenb.; Algem. Woordenb. der Zamenl.; Immerzeel, Levens en Werken der Kunsts.; Aanwijzing der Schilderijen op 's Rijks Mus. te Amsterd., bl. 60; Notitie der Schilder. van het Koninkl. Kabinet te 's Gravenh., bl. 4; Catal. van Schilder. in het Mus. te Rotterd., bl. 44 en 45.