[Albertus van der Burch]
BURCH (Albertus van der), gesproten uit een aanzienlijk geslacht en zoon van Christiaan van der Burch en Margaretha Schoonhaven, geboren te Delft in 1672, leerde de Teeken- en Schilderkunst bij Johannes Verkolje, doch dien Meester door den dood verliezende, kwam hij onder het bestuur van den Ridder Adriaan van der Werf, door wiens onderwijs en voorbeeld hij tot een bekwaam Kunstschilder gevormd werd. Hij doorreisde vervolgens Braband, Duitschland en andere gewesten en werd bij die gelegenheid aan het Hof van den Kunstlievenden Keurvorst van den Paltz met veel onderscheiding bejegend, en zijn werk zeer geprezen. In zijn Vaderland teruggekomen, verkoos hij zijne geboortestad tot bestendige woonplaats. Hij schilderde even kunstig als uitvoerig fraaije historiestukken, binnenhuizen en portretten. Ten blijke van zijn kunstvermogen wordt als eene zeldzaamheid opgegeven, dat hij het albeeldsel van zijnen schoonbroeder Overschie twee jaren na diens dood, in 1704 zeer welgelijkend geschilderd heeft; alsmede dat van zekeren Heer, dien hij slechts enkele malen gezien had, negen maanden na zijn overlijden.
Zijn portret bestaat in zwarte kunst in folio.
Zie Houbraken, Schoub. der Schild. en Schilder., D. III. bl. 286; Beschr. van Delft bij Reinier Boitet, bl. 791-793; de Chalmot, Biogr. Woordenb., D. V. bl. 138; Algem. Woordenb. der Zamenl., bl. 253; van Eynden en van der Willigen, Geschied. der Vaderl. Schilderk., D. I. bl. 271 en 272; Immerzeel, Levens en Werken der Kunsts.