[Caspar Buitendijk]
BUITENDIJK (Caspar), Vaandrig in dienst van de Nederlandsche Oostindische Compagnie, had een voornaam deel aan het innemen van het versterkte dorp Assahoedi, op het eiland Ceram, in 1655. Dit dorp hetwelk reeds eene geruime tijd tot hoofdsterkte der opgestane Cerammers had gediend, leunde tegen eene klip, welke boven de vijandelijke sterkte uitstak. Buitendijk en eenige waaghalzen beklommen in den nacht tusschen den 28sten en 29sten Julij deze klip, met het uiterste levensgevaar, daar zij zich aan wortels van boomen moesten vasthouden; des morgens vroeg waren zij boven de sterkte en nu blies de trompetter het Vaderlandsche Wilhelmus van Nassauwen; het kanon der schepen gaf het sein tot den storm, doch zoodra de eilanders zich van achteren bestookt zagen, verlieten zij in allerijl de verschansingen, waardoor de Landvoogd Arnold de Vlaming zich in de gelegenheid zag die in bezit te nemen.
In October van het zelfde jaar werd hij als Bevelhebber op eene boot omtrent Tanakeke door 30 Makassaarsche vaartuigen overvallen. Hij, door het groot getal niet ontzet, stelde zich dapper te weer en schoot spoedig een der grootste vaartuigen in den grond en maakte kort daarop een ander reddeloos, doch de vijand, stout op zijne overmagt, drong er op in, waardoor een hevig gevecht ontstond; Buitendijk ziende, dat hij het ten laatste zou moeten overgeven, stak de brand in het buskruid, waardoor hij, met 24 der zijnen, maar ook zeker velen der vijanden, in de lucht vloog.
Zie Valentijn, Oud en Nieuw Oost-Indiën, bl. 200 en 202; van Kampen, de Nederl. buiten Europa, D. II. bl. 37, 39; Koning, Leven van van Speyk, bl. 155 en 156; Teenstra, Nederl. Overz. Bezitt., bl. 609.