[Rutger Bucking]
BUCKING (Rutger), Kommandeur op den Triton, een schip van 32 of 34 stukken, woonde daarmede in het eskader van den Schout hij Nacht Hidde de Vries, den 29sten Junij 1694, in de nabijheid van Texel, een zeer nadeelig gevecht tegen een Fransch eskader onder den bekenden Jean Bart bij. Het Nederlandsche eskader bestond uit acht schepen, en was bezig met het onderzoeken van eene Zweedsche en Deensche koopvaardijvloot, met granen naar Frankrijk bestemd, toen Bart opdaagde. Hoewel zijn eskader niet zoo sterk was als het onze, beproefde hij den aanval, enterde zelfs het schip van den Schout bij Nacht de Vries, die doodelijk gekwetst werd en genoodzaakt was zijn schip over te geven. Het zelfde lot trof den schepen van Kapitein de Veer, die Stad en Lande voerde, een schip van 50 a 54 stukken, en Bucking. De vijf overige Kapiteins verdedigden zich zeer flaauw en lieten hen aan hun lot over zonder eene poging tot hun ontzet te wagen, om welke redenen ook vier hunner door eenen Krijgsraad veroordeeld, beboet en van hun Krijgsbevel verlaten werden. De vijfde Cornelis Hoogenhoek schijnt minder schuldig te zijn geweest en werd op handtasting ontslagen.
De brave Bucking was nog ongelukkiger, den 18den Junij 1696, toen hij zelf als Kommandeur over vijf oorlogschepen het bevel voerde, aan boord van het Raadhuis van Haarlem, een schip van 38 stukken. Eene groote vloot van koopvaarders uit de Oostzee naar het Vaderland geleidende, werd hij, reeds in de nabijheid van onze kust, door eene sterker vijandelijke magt onder Jean Bart aangegrepen. Er waren berigten tot hem gezonden, om liever in de eene of andere Noordsche haven binnen te loopen, en een eskader onder Arnout Manart werd hem te gemoet gezonden, doch hij had van dit alles niets vernomen. Bucking wachtte den overmagtigen vijand moedig af, streed met dapperheid, toen Bart zijn schip enterde, en deed vele vijanden sneuvelen, doch ontving zelf eene zware wonde, waaraan hij kort daarna overleed. Alle vijf de schepen werden, na eene heldhaftige verdediging genomen, doch de koopvaarders werden voor het grootste gedeelte nog tijdig ontzet door het eskader van Manart, die te laat kwam om de brave strijders te redden, het lijk van Bucking werd door Bart in eenen Deenschen koopvaarder overgezet, en eerst naar Engeland doch vervolgens naar het Vaderland gevoerd.
Zie Sylvius, Saken van Staat en Oorlogh, St. IV. B. XXXVI. bl. 80, B. XLI. bl. 70; van Wijn, Bijv. op Wagenaar, D. XVI. bl. 82-84; de Jonge, Nederl. Zeew., D. IV. St. I. bl. 491 volg., St. II. bl. 95-101.