neau. Hier zijn tijd ten nutte besteed hebbende bezocht hij de Hoogeschool te Douay en deed vervolgens eene reis door Duitschland, Italië en Frankrijk, bezocht aldaar de voornaamste Hoogescholen en knoopte kennis en vriendschap met vele geleerde mannen aan, als onder anderen te Parijs, met Louis Carrion en Paulus Melesius. Tot Doctor in de Regten bevorderd zijnde, keerde hij naar Utrecht terug, en oefende er gedurende 20 jaren de praktijk als Advokaat uit. Intusschen huwde hij met Nicolaa van Voorst, weduwe van Valentyn van de Voort, bij wie hij eene dochter verwekte, die in zestienjarige ouderdom overleed. Dit verlies trof Buchell zoo diep, dat hij de pleitzaal vaarwel zeide, en zich geheel en al aan de beoefening der Fraaije Letteren en der Geschiedenis toewijdde, behalve dat hij, gedurende 2 jaren van 1619-1621, wegens Utrecht zitting had als Bewindhebber der Oostindische Compagnie. Inzonderheid legde hij zich toe, om de duistere gebeurtenissen van ons Land gedurende de middeleeuwen, na te sporen en op te helderen; te dien einde hield hij briefwisseling met onderscheidene geleerden, die hem hunne ontdekkingen in dit vak gaarne mededeelden, en hij was van voornemen om de
Utrechtsche Geschiedschrijvers in het licht te geven, toen de dood hem in gemelde stad, den 15den Julij 1641, uit het leven rukte.
Buchell verstond het Grieksch en schreef vloeijend Latijn, zoowel in dichtmaat als in proza; ook was hij een goed Regtsgeleerde; en zelfs sedert hij de praktijk als Advokaat verlaten had, werd hij nog veelvuldig geraadpleegd; maar inzonderheid muntte hij uit in de Oudheid- en Wapenkunde, alsmede in de Nederlandsche Geschiedenis.
Van dezen geleerden man is door den druk gemeen gemaakt:
Descriptio urbis Ultrajectinae, quae tabulae topographicae ejusdem urbis adhaeret, editae 1605.
Descriptio Florum, Fruticum, Herbarum, etc. a Cr. Passaeo F. aeri incisorum 1614.
Nassovische Orangieboom. Utr. 1615. 8o.
Diatribe de veteri regimine provinciae Ultrajectinae, opgenomen in Belgii confaederati Respublica Jan. de Laet. Lugdb. 1630. 12o. p. 168-170.
Appendix Atlanti Gerhardi Mercatoris a Jacobo Hondio edito. Amst. 1630.
Novem Epistolae ad Petr. Scriverium; in Insignium Virorum Epistolae, a Meelio editae. Amst. 1701. 8o.
Epistolae duae ad Ger. Joh. Vossium, in Sylloge Epistolaram Vossii, LXXI et CIX, welke schoone aanmerkingen over de Grieksche en Latijnsche Geschiedschrijvers van dezen geleerden bevatten.
Variarum Copiarum Libri, welk werk uit eene verzameling van charters, schijnt te hebben bestaan en aangehaald wordt door Gijsbertus Lap van Waveren, in zijne aanteekeningen op het Leven van Lambert Hortensius, bl. 5.