Was hij de zelfde die later te Culenborg op den Havendijk woonde, dan bestaat er een vonnis tegen hem, waarin hij beschuldigd wordt, wijlen den Heer van Brederode met de wapenen tegen den Koning gediend, de kerken vernield te hebben en in Friesland een der Geuzen Kapiteinen te zijn geweest, terwijl het leger van den Prins van Oranje, onder bevel van Graaf Lodewijk, in dat land was.
Zie Bor, Nederl. Oorl., B. IV. bl. 365 (265), B. XV. bl. 210 (217); Schotanus, Friesche Hist., bl. 858, 893; van Groningen, Geschied. der Watergeuzen, bl. 185.