ven, althans toen die Vorst, nadat Koevorden aan hem was overgegaan, den 11den Julij zijnen intogt in die stad deed was hij van Broersma vergezeld. Hierop werd hij, bij vonnis van den 11den Augustus 1672 voor een verrader van zijn land verklaard, van alle zijne waardigheden en bedieningen ontzet, en zijne goederen verbeurd verklaard; voorts dat hij ook, indien hij t' eenigertijd in handen van de Jastitie geraakte, met den zwaarde zou gestraft worden, dat er de dood na volgde. Doch wij vinden nergens, dat men hem ooit is magtig geworden, of hoe lang hij nog geleefd heeft. Alleen weet men dat het in gevolge zijnen raad was dat de Bisschop later het beleg van Groningen ondernam.
Zie Picardt, Chron. van Covorden, bl. 302; Valkenier, 't Verwerd Europa, D. I. bl. 543-561, 605, 616, 788; Sylvius, Saken van Staet en Oorl., St. I. bl. 331; Samson, Hist. de Guill. III, Tom. II. pag. 356, 364; Montanus, Leven van Willem III, D. I. bl. 235-244, 276 en 277; Halma, Tooneel der Vereen. Nederl.; Levensbes. der Nederl. Vorst. en Helden enz., St. II. bl. 300-302; Kok, Vaderl. Woordenb.; de Chalmot, Biogr. Woordenb.