Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk
(1855)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 1375]
| |
bij Steenkerken sneuvelde, en van Justina Elisabeth de Beveren, geboren in 1682, vermoedelijk te Breda, werd den 19den October 1715 Luitenant, en den 17den November 1730 Luitenant-Kolonel en Kapitein der Gardes te voet. Hij diende het Vaderland in de oorlogen met Frankrijk tusschen 1700 en 1748 gevoerd. In 1706 had hij deel aan de zegepraal door Ouwerkerk en Marlborough bij Ramillies behaald en in 1709 was hij in den slag bij Malplaquet. Later woonde hij eenige veldtogten, onder anderen die van 1746, onder den Prins van Waldeck bij. Na in 1748 zijn compagnie, onder zekere voorwaarden, aan Frederik Christoph, Grave van Degenfelt Schonburg, overgedragen te hebben, overleed hij, naar het schijnt ongehuwd, in November van dat zelfde jaar. Broeckhuysen was een man van veelzijdige bekwaamheid; als geschied- en oudheidkundige deed hij zich kennen door zijne in handschrift nagelatene Beschryving van het slot Develstein. Beschryving des aelouden Graafschap van Stryen en der Stad en Lande van Breda, en vele andere dergelijke opstellen. Ook was hij bedreven in de geslacht- en wapenkunde, was een goed miniatuurschilder, muntte uit als mechanicus, wis- en natuurvooral als vestingbouwkundige, en hanteerde mede de Nederduitsche lier, doch zijne dichtstukjes missen losheid, natuurlijkheid en eenvoudigheid, maar munten in netten en beschaafde uitdrukking en vloeijende versmaat uit. Zij dragen blijken, dat ook Broeckhuysen zich onder het juk der theoriën van Aristoteles en Pels begeven heeft, en zijn bijna allen in den genootschappelijken geest van dien tijd. Broeckhuysen heeft behalve de beide reeds genoemde nog de volgende prosaschriften in handschrift nagelaten: Aanteekeningen betrekkelijk de Geslachten en Wapenkunde. Explicatio veterum verborum ex notis Arnoldi Buchelii s.c. in Hedam. Verzameling der onverstaanbaare woorden, die men in de oudste Diplomata of Lateinse Machtbrieven vind met de verklaaring daarbij gesteld, om dezelve in haeren regten sin te kunnen verstaen. Inleydinge tot de Miniatuurschilderkonst. Verhandeling over het maken en gebruyk der gecouleurde Cryonnen. Memorie om allerley beesjes en insecten op te setten en te bewaren, dat se lange jaren sonder bederven goet blyven, dienstig om deselve op alle tyden na het leven te kunnen schilderen. Krijgskundige memoriën, van welke het te bejammeren is, dat zij even als onderscheidene kunststukken, plannen en kaarten, treffende blijken van 's mans kunde en arbeidzaamheid, verloren geraakt zijn. | |
[pagina 1376]
| |
Het eenige, dat door hem in het licht gezonden schijnt te zijn, is: Aanteekeningen op de Verzameling van alle de orders, omtrent hetgeen de troepen van den Staat in 't Campement van Oosterhout hebben gedaan. 's Hage. 1732.
Zie Schotel, Geschied-, Letter- en Oudheidk. Uitsp., bl. 71-73; de zelfde, Kerkel. Dordr., D. II. bl. 605 noot; Nieuw Biogr. Woordenb. ten verv. op Witsen Geysbeek; Hermans, Bijdragen over Noord-Braband, D. I. bl. 233, 311-313. |
|