Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk

[Cornelis van den Broek]

BROEK (Cornelis van den), zoon van Reinier van den Broek en van Ida den Broeder, geboren den 17den November 1734, te Breda, werd in het jaar 1764 Predikant te 's Prinsenhage, waar hij den 21sten November 1793 overleed, bij zijne echtgenoote Petronella Boom nalatende vijf zonen, die allen Predikanten zijn geworden, zijnde: Reinier van den Broek, Cornelis Adrianus van den Broek, die beide volgen; Laurens Boom van den Broek, geboren te 's Prinsenhage, den 12den Augustus 1779, overleden den 25sten Junij 1803, als Predikant te Sprang; Christiaan Leonard van den Broek, die mede volgt, en Petrus Wilhelmus van den Broek, geboren den

2den October 1786 te s' Prinsenhage, thans Predikant te Rotterdam.

Cornelis van den Broek was een zeer geleerd man en heeft daarvan blijk gegeven door het in licht zenden van:

Verhandeling over de Demonische Bezetenen in het Nieuw Verbond tegen Hugh Farmer. Utr. 1782. 8^o.

Israels val en opstanding in Leerredenen. Utr. 1787. 8^o.

Salomo's Hooglied naar de Letterlijke opheldering van J. van Nuys Klinkenberg vergeestelijkt. Utr. 1791. 8^o.

Benevens eenige andere Godgeleerde verhandelingen en gelegenheidsleerredenen.

Zie van Abkoude en Arrenberg, Naamreg. van Nederd. Boeken; (de Jong), Alphab. Naaml. van Boeken; Aardr. Woordenb. der Nederl., D. II. bl. 698, uit familiepapieren aangevuld.