[Abraham van den Broek]
BROEK (Abraham van den), was in 1608 van wege de Nederlandsche Oost-Indische Maatschappij, Koopman op Djohor, en werd in Januarij 1609, toen de vloot onder Pieter Verhoeven aldaar voor anker lag, door dien Zeevoogd op het schip de Roode Leeuw met de Pijlen geplaatst, en belast met dat schip en de Griffioen aldaar te blijven, tot den 1sten Julij en dan over Patani en Borneo, naar de Molukkos bij de vloot te komen. Hij schijnt echter, volgens een nader bekomen bevel, reeds vroeger van daar te zijn vertrokken, althans hij kwam reeds den 2den Julij te Firato of Firando in Japan aan. Van daar werd hij, met Jakob van Groenewegen en Nikolaas Puyes (bij anderen verkeerdelijk Jacques Puik genoemd), naar den Keizer van Japan gezonden om met hem een verbond en verdrag over den handel aan te gaan. Aan die drie mannen werd het derhalve toevertrouwd eenen handel aan te vangen met een Rijk, waar de Nederlanders, hoezeer door de Portugezen belasterd, niet ongunstig bekend waren. Hun was opgedragen, de vijandige uitstrooisels der Portugezen, als waren de Nederlanders slechts een hoop zeeschuimers, te ontzenuwen en te logenstraffen, door te bewijzen, dat zij eerlijke handelaren en beschaafde menschen waren. Lofwaardig kweten zij zich van hunne taak, en Nederland heeft daarvan de vruchten geplukt. Zij reisden zoo van Firato de geheele lengte van Japan door, naar de nieuwe hoofdstad Jeddo, waar zij door den Keizer ontvangen werden, en bij hunne wederkomst te Firato werd Jacob Specx als Opperkoopman te Nagasaki gelaten.
Zie Valentijn, Oud en Nieuw Oost-Indië, D. I. a. bl. 198, D. III. b. bl. 28, D. V. a. bl. 338, c. bl. 26; van Kampen, de Nederl. buiten Europa, D. I. bl. 180, 182; Teenstra, Nederl. Overz. Bezitt., bl. 635; Lauts, Japan, bl. 168.