Niet minder kunstig en natuurlijk, zijn de door elkander gevlogten speeltuigen geschilderd, waarmede het kleine orgel in de Oude kerk te Amsterdam prijkt; alsmede het stilleven in twee groote stukken in het Oudemannenhuis te dier stede, waar het eene voorstelt de verarmde Ouderdom, die van de Nijd voortgetrokken wordt, en door het Geluk verlaten schijnt, van welk stuk de beelden door A. de Grebber doch de harnassen en het overige door Brizé geschilderd zijn;
In het andere komt de Ouderdom bij Amsteldam door eene Maagd verbeeld, die den overvloed bij zich heeft enz.
Het tijdstip van zijn overlijden vinden wij niet opgeteekend, doch in 1670 was hij nog in leven.
Zie Houbraken, Schoub. der Schild. en Schilder., D. II. bl. 341 en 342; van Hoogstraten en Brouërius van Nidek, Groot Algem. Hist. Woordenb; Wagenaar, Beschr. van Amsterd., St. II. bl. 19, 100; de Chalmot, Biogr. Woordenb.; Biogr. Nation; Algem. Woordenb. der Zamenlev.; Immerzeel, Levens en Werken der Kunsts.; Biogr. Univers.; Meijer, Convers. Lexicon.