Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk
(1855)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[François Breekpot]BREEKPOT (François), zoon van Mr. Willem Breekpot en van Johanna Ruit, geboren te Zierikzee den 29sten Februarij 1756, werd op twee en twintigjarige leeftijd aan 's Lands Hoogeschool te Leiden, tot Meester in de beide Regten bevorderd, en vestigde zich toen als Advokaat in zijne geboortestad, waar hij later Pensionaris en Secretaris werd, en in 1787 door de Regering dier stad met Samuel Boeye en Albertus van der Schatte ter staatvergadering werd afgevaardigd. Bij hunne aankomst te Vere, den 30sten Junij van dat jaar, vernemende dat er een oproer te Middelburg was uitgebarsten, besloten zij dien nacht te Vere te blijven, doch hier stonden zij den volgenden dag aan de mishandelingen van het gemeen ten doel, zoo als wij dit op het art. BoeyeGa naar voetnoot(1) omstandig hebben vermeld. Na de omwenteling van het jaar 1787 werd Breekpot, die zich, kort na de plundering, welke te Zierikzee had plaats gehad, om zich aan verdere mishandeling te onttrekken, naar Antwerpen had begeven. Uit zijne ambten ontslagen, doch bij die van 1795 tot Secretaris der Municipaliteit aangesteld, en later tot Representant van het Bataafsche volk gekozen. Breekpot heeft zich mede als schrijver doen kennen door eene Verhandeling over de oogenschijnlijke wanorde in sommige natuurlijke verschijnselen. Zier. en Bergen op Zoom 1793. 8o. Hij overleed den 3den April 1801, bij zijne echtgenoote Jeannetta Margaretha Agron, nalatende twee zoons en eene dochter. Zijne zonen waren Willem Breekpot, Agent van de Thielsche Brandwaarborgmaatschappij te Breda, en François | |
[pagina 1271]
| |
Breekpot, Majoor kommanderende een Bataljon Infanterie, in dienst van het Rijk.
Zie de Kanter, Chron. van Zierikzee, bl. 266-274, 360, 382; Vaderl. Hist. ten vervolge op Wagenaar, D. XVIII. bl. 361-363, 395-398, D. XXII. bl. 145 en 146, D. XXIX. bl. 127, D. XXXI. bl. 51, D. XXXVII. bl. 173; uit familiepapieren aangevuld. |
|