[Adriaan van Bredehoff]
BREDEHOFF (Adriaan van), werd in het jaar 1646 Stedehouder van Albert Sonk, Schout van Hoorn, en verving deze in het Schoutsambt, hetwelk hij tot in het jaar 1674 waarnam. Hij was in die zeer moeijelijke tijden zeer nuttig voor stad en land. Zoo was het grootendeels aan zijnen ijver en beleid te danken dat de dijk ten westen der stad, die bij den hoogen watervloed van 4 en 5 December 1665 dreigde door te breken, behouden bleef.
Bij de plundering van het huis des Oud-Burgemeesters en Ontvanger der Gemeenelandsmiddelen Reinier Langewagen, drong hij met veel moeite door het graauw heen, zette zich rustig in het Landskantoor neder en beveiligde het voor plundering.
Den 3den Februarij 1673 werd hij tot Kolonel verkoren over de schutters van de steden Hoorn, Enkhuizen, Edam, Monnickendam, Medemblik en Purmerende, met 3 vaandelen van welke hij in Mei daaraanvolgende de stad verliet, om te Muiden in bezetting te liggen en het geweld der Franschen, die reeds te Muiderberg lagen, te helpen keeren.
Hij liet bij zijne echtgenoote Elizabeth eenen zoon na, François van Bredehoff, die volgt.
Zie Velius en Centen, Lijst der Regeringsleden achter de Chron. van Hoorn, bl. 40-46; (Brandt) en Centen, Hist. van Enkhuisen, D. II. bl. 365, 383; (Feyken Rijp), Chron. van Hoorn, bl. 229 en Lijst der Burgem. en Schepenen achter die Chron. bl. 66-77; Abbing, Geschied. der stad Hoorn, V. bl. 93, 128, 140, 144.