In het zelfde jaar werd hij Secretaris van de provisionele Regering van Overijssel, die na de ontruiming van het gewest de zaken waarnam. Vervolgens tot Griffier der Staten en tot Ontvanger van den vijftigsten penning gekozen, bleef hij, Secretaris honorair der stad. In alle bedieningen verwierf hij zich veel lof door bekwaamheid, trouw en ijver.
Hij overleed in 1693 en liet, uit zijn huwelijk met Margaretha Aymery, twee dochters na, zoodat hij het laatste mannelijk oir van zijn geslacht was. Zijn naam is vervolgens aangenomen door eenen zoon van eene zijner dochters, die gehuwd was aan Casper Hendrik Lemker, van welk geslacht eene tak sedert den naam en het wapen voerde van Lemker van Breda. In de Groote kerk te Kampen is een deftig gedenkteeken voor hem opgerigt. Arnold Moonen heeft zijnen lof vermeld in het volgende grafschrift.
De vlugge en trouwe tolk der staetgeheimenissen
En raetsbesluiten, al zijn rampen doorgestreên,
Breda, de rechte hant van Ridderschap en Steên,
Die zijn besnede pen te vroeg, t' ontijdigh missen.
Rust hier. De Kamper Kerk, te zwaer geschokt door splissen,
Voor tweemael veertigh jaar, gesmolten in geween
En traenen, zijgt flaeu neer met Raethuis en Gemeen,
Nu haer dees zuil begeeft, den twist gewoon te slissen.
't Vernieude Raethuis der aeloude Burregstadt
Treurt met twee Torens, die, voor 't spatten ondervat,
Den tijt braveeren, al de boukunst tot een wonder.
Wat baet nu godtsvrucht, wat geslepen staetbewint
En zangkunde en de gunst, die men ten hove vindt?
In 's Lants Griffier gaen dees' gestarnten tevens onder.
Zie de Chalmot, Biogr. Woordenb., D. IV. bl. 228, 352; Scheltema, Staatk. Nederl.