[Govert Brasser]
BRASSER (Govert), een kleinzoon van den vorige, en zoon van Dirk Brasser en van Adriana van Ylemburg, was Pensionaris van Delft en diende den Staat in zeer vele betrekkingen, onder anderen als Buitengewoon-Afgezant in Engeland, in 1625, om de zoo netelige zaak van Amboina, kon het zijn, te vereffenen.
Met eenige Heeren van Holland, droeg hij, den 21sten Maart 1631, ter vergadering van Hunne Hoog Mogende voor zeker concept van eenige partikuliere kooplieden dezer landen, dienende tot nadere beveiliging van de Noordzee, mits, de onkosten van equipage als anderzins daarop vallende, zouden voldaan worden uit de premiën, die de ongemonteerde schepen gehouden waren te betalen.
Voorgeschikt in 1636 om als Ambassadeur naar Frankrijk te gaan, had dit geen voortgang; hij bedankte op het vermoeden, dat zijne benoeming niet aangenaam zou zijn aan de Algemeene Staten.
In het zelfde jaar tot Thesaurier-Generaal der Unie bevorderd, bleef hij in die gewigtige bediening tot aan zijn overlijden, hetwelk voorviel den 29sten April 1653. Intusschen vergezelde hij, benevens vier Leden der Vergadering van de Staten-Generaal en twee van den Raad van State, den Stadhouder Willem II in de zoo vermaarde bezending aan de Hollandsche Steden in 1650. Hij was gehuwd aan Lydia Teding van Berkhout en liet twee kinderen na.
Zie Aitzema, Saken van Staet en Oorl., D. I. bl. 1293, D. III bl. 917; Wagenaar, Vaderl. Hist. D. XI. bl. 25; Kok, Vaderl-Woordenb.; de Chalmot, Biogr. Woordenb.; Scheltema, Staatk. Nederl. D. I. bl. 159 en 160, D. II. bl. 570.