Predicatie over 't Jubeljaar, 1700 Amst. 1700. 4o.
Mengeldichten, Amst. 1701. 8o, met die van zijnen broeder Kaspar, bij elkander gedrukt, Amst. 1724 2 deelen 4o.
Clarorum virorum Epistolae centum ineditae, de vario eruditionis genere; ex musaeo Jani Brandt, Amst. 1702. 8o.
Brieven en gedichten gewisselt met A. Moonen, 4o.
Verantwoording tegen Leydekker, Amst. 1705. 4o.
Leven van den Apostel Paulus of twee en dertig Predikatien over het voornaamste werk van zijn Apostelschap, Amst. 1724. 4o.
Ook Johannes Brandt oogstte als kerkelijk redenaar roem in. Zijne gedichten, hoewel minder verdienstelijk dan die zijns broeders, hebben op sommige plaatsen natuurlijke en fraaije dichterlijke schilderingen. Er bestaan onderscheidene portretten van hem als door Pieter van den Berge en Pieter Schenk in folio, door Houbraken en M(aria d(e) W(ilde) in 4o. Zijne spreuk was Non inferiora secutus (Niet het mindere moet nagevolgd worden).
Zie van Hoogstraten en Brouërius van Nidek, Groot Algem. Hist. Woordenb.; Luïscius, Algem. Hist. Woordenb.; Saxe, Onom. Liter. Pars V. pag. 458; Kok, Vaderl. Woordenb.; de Chalmot, Biogr. Woordenb.; de Vries, Proene eener geschied. der Nederd. Dichtk. D. II. bl. 135-138, Witsen Geysbeek, Biogr. Woordenb. der Nederd. Dichters; van Kampen, Geschied. der Nederl. Letteren en Wetens. D. I. bl. 379, 380, 386; Biogr. Nation.; Biogr. Univers.; Abbing, Geschied. der Stad Hoorn B. bl. 93; Algem. Konst- en Letterbode 1846. D. I. bl. 356; Tideman, de Remonstr. Broeders., bl. 65, 229, 249, 369; Glasius, Godgel. Nederl.