Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk
(1855)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 1184]
| |
Ternate beroepen, waar hij zich bijzonder op het aanleeren van het Maleisch toelegde, zoodat hij zich in 1704 in staat vond, in het laag Maleisch te prediken. In 1703 en later nog eens in 1705 werd hij afgezonden om de kerken en scholen op de Noordereilanden te visiteren, en deed dat, inzonderheid de laatste reize, met veel vrucht. In 1709 naar Amboina vertrokken, bleef hij aldaar tot in Februarij 1719, toen hij werd beroepen naar Batavia in de Nederduitsche gemeente, doch bij het openvallen van eene plaats in de Maleische kerk moest hij tot die gemeente overgaan, zoo als dan ook reeds in Mei van dat zelfde jaar geschiedde. Wegens zijne bedrevenheid in de Maleische taal was hij een der medewerkers ter verbetering en vermeerdering van Melchior Leydekkers Maleisch Nederduitsch Woordenboek, en maakte ook deel uit van de Vereeniging ter vertaling van den Bijbel in het Hoog Maleisch.
Zie Valentyn, Oud en Nieuw Oost-Indiën, D. I. St. II. bl. 420, 421, 425, D. III. St. I. bl. 102, 105, D. IV. St. II. bl. 88, 112; Teenstra, Nederl. Overz. Bezitt., bl. 942, waar echter abusivelijk het jaartal 1822 in plaats van 1722 staat. |
|