[Mejufvrouw Bouhon]
BOUHON (Mejufvrouw), dochter van de beroemde Tooneelspeelster Ghyben, was een der voornaamste zoo niet de voornaamste der Nederlandsche Tooneelkunstenaressen in het midden der achttiende eeuw. Zij beminde vooral die rollen daar de gevoelens van eenen grootschen ziel in gedurigen zelfstrijd worstelen tegen diepen rouw en treurige wederwaardigheden. Eene loffelijke beschaafdheid, haar zoo eigen, als of zij aangeboren ware wederhield haar eenigzins van woedende partijen, waarin zij echter, indien het vereischt werd, zonderling slaagde. Naar het oordeel der kenners stemden alle de gaven van Bouhon in de gelukkigste evenredigheid overeen, om een verwonderlijk geheel uit te maken, zoo dat men dikwijls niet wist te bepalen of het gezigt wel berekender was dan de handen, of de stem het gelaat overtrof en of de natuur haar in alles bezielde, dan of zij ten deele aan eene diepverborgene kunst den betooverenden zwier van hare vorstelijke houding en gestalte verschuldigd was. Dit is zeker dat zij de uitdrukking der taal met eene zuiverheid betrachtte, die voor alle Dichters verpligtend was. Ook wist zij zich naar den toon van het blijspel te schikken, en speelde somtijds onder anderen eene onbetaalbare Xantippe.
Zie Levensbes. van Nederl. Mannen en Vrouwen, D. IX. bl. 67, 68, 70; van Kampen, Geschied. der Nederl. Letteren en Wetens., D. II. bl. 174; Collot d'Escury, Holland's Roem, D. IV. St. II. bl. 606.