[Adriaen van den Bouckhorst]
BOUCKHORST (Adriaen van den) Bouchorst of Buchorst, zoon van Floris van Bouckhorst en van Jenne van Schagen, was een der genen, die ingevolge een aanschrijving van de vrouwe Regentesse der Nederlanden, den 11den Mei 1566 door Commissarissen van den Hove van Holland geroepen werd om te verklaren: ‘wat affectie ende genegenheid zij tot den dienst van den Koning hadden: ende of zij gezind waren het met Zijne Majesteit te houden, en denzelven tegens een ieder te dienen, in hetgeen hun wegens Zijne Majesteit zal worden bevolen te gehooren, alles ingevolge de verpligting van hunne Leenen en van den Eed, als mede om te renuncieren van alle Verbonden, Confederatien en Obligatien ter contrarie.’
Het schijnt dat hij werkelijk voor Commissarissen verschenen is en zich verantwoord heeft.
Hij overleed te Utrecht in hoogen ouderdom en was gehuwd met Engel Uytteneng, bij wie hij vier zoons en eene dochter verwekte. Zijne zoons waren Barend van den Bouckhorst, Kanunnik te Utrecht, Cornelis van den Bouckhorst, Floris van den Bouckhorst, die beide volgen, en Amelis van den Bouckhorst, Raad in den Hoogen Raad te 's Gravenhage.
Zie van Gouthoeven, d'Oude Chronijoke van Holl., D. I. bl. 155; van Leeuwen, Batt. Ill., bl. 882; van Hoogstraten en Brouërius van Nidek, Groot Algem. Hist. Woordenb., B. bl. 346; d'Yvoy van Mydrecht en Beeldsnijder, Verbond der Nederl. Edelen, bl. 2, 64, in welk werkje mede het facsimile zijner handteekening voorkomt.